hierover:
'Mijn oom ging naar huis in afwachting van de levering van de partij.
Een maand later, toen hij op het bankje voor zijn winkel zat,
manoeuvreerde een grote vrachtauto voor de deur. De wagen was
voorzien van een Duitse kentekenplaat. De Duitse chauffeur stapte
uit en begroette mijn oom in het Duits en vertelde hem dat hij hem
wat 'Nase' kwam brengen. De gehele vrachtauto stond vol met tien
tallen dozen met feestneuzen. Ik geloof dat de winkel met drie dozen
al vol stond. De rest werd op de stoep neergezet. Uiteindelijk werd -207-
voor het restant een pakhuis in de Lange Lakenstraat gehuurd. Mijn
tante was zo boos over het gebeurde dat ze, geloof ik, zo'n drie
weken niet meer met m'n oom gesproken heeft. Heel feestvierend
Nederland heeft er enorm om gelachen. Alles kwam echter goed,
toen een aantal weken later in het televisieprogramma 'De Vuist van
Willem Duijs' de eerste carnavalskraker werd gelanceerd en Toon
Hermans z'n lied 'Mien, waar is m'n feestneus' zong. Ofschoon hij in
die tijd gemiddeld een 300 feestneuzen per jaar verkocht, werden er
toen vele duizenden stuks tegelijk besteld. Ik geloof dat alle neuzen
uiteindelijk zijn verkocht."
Jan Monnikendam trouwde uiteindelijk met Jo Hogervorst en het nieuwe
echtpaar ging boven de zaak wonen. Op 1 januari 195° wijzigde Jan de
handelsnaam van het bedrijf in J.M.H. Monnikendam en zette het voort
als groothandel in feestartikelen en vuurwerk. Aan de Kamer van
Koophandel gaf hij op dat de zaak was uitgebreid met de import van
feestartikelen en speelgoed. Dit laatste was waarschijnlijk meer een for
maliteit dan dat er sprake was van een echte uitbreiding, want importe
ren deden de Monnikendams al heel lang.
Grote partijen feestartikelen werden in de jaren vijftig geleverd aan de
schepen van de Holland-Amerikalijn te Rotterdam. Zo kreeg Jan
Monnikendam in juli 1957 een mega-order die hem veel hoofdbrekens
kostte. Hij moest tweehonderd dozijn grote en kleine toeters leveren,
honderd dozijn roltongen, honderd dozijn waldduivels, honderd dozijn
blafhondjes, tongratels, klappers, waaiers, houten fluiten en ratels. Om dit
te kunnen leveren moest hij eerst zijn voorraden aanvullen en ruimtes
zoeken om het bestelde op te kunnen slaan. Vervolgens verpakte hij het
gevraagde in gebruikte, afgedankte houten theekisten en liet deze via
Haarlemse transportbedrijven naar de schepen brengen. Ofschoon hij bij
grote partijen kortingen verleende, moet hij hierop behoorlijk hebben
verdiend.
MARCEL A. BULTE