maar gaf mij soms zeer weldoordachte en van veel muzikale intelli
gentie getuigende raadgevingen Als ernstig dilettant was hij
wezenlijk een goed orgelbespeler 't Succes dat ik toen met mijn
orgelspel oogstte had ik voor een groot deel aan zijn muzikaliteit en
zeldzame accuratesse te danken'.
In de volontairsjaren op het archief en de stadsbibliotheek verschenen de
eerste muziekhistorische publicaties van zijn hand: in 1891 'De noteering
der melodieën in de Hervormde zangbundels', een overdruk uit Stemmen
voor Waarheid en Vrede. In 1893 'Literatuur over orgelbouw', in Natuur -21-
en in 1894 'De melodie van het Wilhelmus', in Oud-Holland. Meer dan
honderd artikelen en ettelijke boeken en boekjes over onderwerpen uit
de muziekgeschiedenis zouden in later jaren nog volgen. Jan Willem
Enschedé was zelf zeer muzikaal en speelde - volgens de wat zure woor
den van zoon Edzard - 'piano, orgel, cello, fluit en op zijn poot'. Een ge
regeld concertganger was hij niet, althans niet in zijn latere Amsterdamse
jaren.10» Ook zijn necroloog, de musicus Ant. Averkamp2:»» viel dit op:
'Eigenaardig mag het zeker genoemd worden dat Enschedé, ondanks zijn
grondige en diepgaande kennis van enkele gedeelten der muziekhistorie
zoo weinig behoefte gevoelde aan het muziek-hooren. Men zag hem
nooit op concerten.'
Ook in de muziek bleek Enschedé eigenzinnig. Zo schrijft Averkamp
dat hij regelmatig met
'verrassende ontdekkingen voor den dag kwam, die getuigden van
durf om tegen de traditie in te gaan en dan ook vaak tegenspraak uit
lokten Zoo heeft hij in Caecilia beweerd dat Jan Pieters
Sweelinck, organist der Hervormde Groote Kerk te Amsterdam,
katholiek moet zijn geweest. Hij heeft de juistheid van Acquoy's
psalmbewerkingen en door hem (Enschedé) in 1899 voor de pers zelf
gereed gemaakt, later aangevochten en, niet het minst, met groote
hardnekkigheid heeft Enschedé de door hem gepropageerde nieuwe
Wilhelmus-melodie verdedigd tegen de oude noteering uit Valerius'
Gedenkclanck'
Deze laatste was rond 1890 met geestdrift aanvaard; volgens Enschedé, na
een scherpzinnig onderzoek, ten onrechte.24»
Averkamp komt tot drie deelgebieden op muziekhistorisch gebied
waar Enschedé vooral zijn 'speurzin' aan wijdde: marsen, psalmen en
orgelmuziek.
Over marsen verscheen in 1898 in het Tijdschrift der Vereeniging voor
A.G. VAN DER STEUR