Cees van Steijnen over een aantal van zijn ontmoetingen.
In de vijf delen van zijn Haerlem-Journaal (1984-1991) noteerde Cees van
Steijnen van tijd tot tijd een 'portretje in woorden'. Soms een onverwachte
kwalificatie, soms een rake typering en daardoor wellicht een aardige aanvul
ling op het historisch overzicht:
Frans Beelaerts van Blokland (1987): 'bestuurder, bemiddelaar tussen bestuur
en ambtenarendom, het vinden van subsidies en het organiseren van de jaar
lijkse excursie'.
Prof. Guus Borger, voorzitter Ver. Holland (1990): 'wat pedant, waarschijnlijk
weinig gevoel voor humor en met een voor vrouwen wellicht interessant lit
teken op de rechterwang'.
Yske Braahsma (1991): 'rapport over de bouwkundige toestand van de Hoofd
wacht op verzoek. Geen enkele inbreng. Jammer. Een capabele man'.
Eric Ebbinge (1991): 'een man op de achtergrond, sympathiek'.
Corien Glaudemans (1990): 'een innemende jonge vrouw, niet geringd, struis,
een bijna slavisch gezicht'.
Dr. Simon Groenveld (1989): 'de goedlachse Leidse historicus'.
Peter Hammann (1987): 'een parel tot nu toe. Onvermoeibaar, dienstbaar, van
het maken van notulen tot het zetten van koffie'.
Sem Hartz (1990): 'een oude man, duidelijk iemand die niet gewend is te dis
cussiëren, laat staan te luisteren. Meer een spreker voor eigen spiegel.
Deskundig en pedant, als een schoolmeester die van de publiekswaardering
van een 9 nog een punt af wilde halen'.
Piet jongens (1987): 'een nuchter man met een echt Haarlems karakter. Geen
poespas. Monumentenzorg was zijn 'pakkie-an'.
Maarten Poldermans (1991): 'realiseerde iets groots: de archeologische kelder
onder de Vleeshal. Een bijtertje onder een deken van vriendelijkheid. Veel
gedaan voor het convocaat. Bereid op afroep. Maar geen echte inbreng in een
veranderingsproces'.
A.G. VAN DER STEUR