Waarvoor het 'zaaltje met een porcelein en vijftien andere kassen betim
merd' diende is niet bekend. Was het vertrek specifiek ingericht voor een
particuliere porseleincollectie of was hier wellicht een apotheker geves
tigd? We weten het niet. Interessant is het gegeven wel. De veilconditie
gaat vervolgens verder:
'het voorhuis inkomende ter linkerzijde een royale moderne behan
gen gelambrizeerde zijdkamer met een gestuzadoorde zolder, marme
ren schoorsteen met een trofee van binnen met ijseren plaaten, in
deze kamer nog een ruime kas, achter dit vertrek een groote behan- -325-
gen en gelambrizeerde agterkamer met een geplatfonneerde zolder,
een schoorsteen met een spekstene mantel, een alcove, een diepe kas
met een bedstede en nog een kas, agter deze huizinge een lugtige
plaats met een rijkdragende muur, bezien, boom, hoenderhok, regen
en putwaterspompen met koperen kranen, bergplaatsen en verdere
commoditeiten, boven een groote behangen voorkamer met een kas
waarnevens nog een behangen voorkamer met een bedstede en twee
kassen, een knegtskamer met een bedstede en vier kassen, agterbo-
ven een boekenkamer met daarin diverse kassen betimmerd, op de
overloop een cabinetje en een provisiekamertje met planken, hoger
een mangelkamer alwaar men een trapje afgaande op een insteek
kamertje komt, over het eenen gedeelte van deeze huizinge een luch
tige kleerzolder, boven het zaaltje en keuken een grote turfzolder en
onder dit perceel een grote zeer droge wijn en provisiekelder van
diverse wijnhokken en andere commoditeiten voorzien'.
De nieuwe eigenaar van het huis was tevens verplicht een aantal zaken
over te nemen zoals; '10 houte horretjes voor de beide zijdkamers, de
bloemenplank der schoorsteen in de grote zijdkamer, de latte deur tot
lugten van 't comptoir gebruikt, de lantaarn en ijzer in de boom, een
ronde rooster en een bak met kopere rand voor de oeil de boeuf'.
Mogelijk werd het huis op de veiling van 1808 gekocht door een ker
kelijke instelling. Zo vermeldt de Haarlemse geschiedschrijver F. Allan
dat het huis daarna in gebruik was als het kerkgebouw 'der afgescheide
ne gemeente'. In 1854 werd in dit huis het Museum van Natuurlijke
Historie geopend. Het was een particulier initiatief van mr. L.H. Buse. In
dit particulier museum trof de bezoeker een uitgebreide verzameling aan
van schelpen, fossielen, ertsen en mineralen, geraamten, opgezette dieren
en tal van slangen en hagedissen op sterk water. Een 'kleintje Teyler' als
het ware. Omstreeks 1875 merkte F. Allan op dat het museum incompleet
raakte. De verklaring daarvoor was dat de toenmalige eigenaar bezig was
MONUMENTENZORG