moesten wonen. Er was nog even discussie geweest of dit ook gold voor
de 'liefhebberijambtenaren', dat wil zeggen voor die ambtenaren die min
der dan 300,- per jaar verdienden, maar in een volgende vergadering
werd vastgesteld dat ook deze hieronder zouden vallen, 'immers er
komen verschillende personen op dit lijstje voor wier diensten men op
onverwachte ogenblikken noodig heeft en het gaat dan niet aan ze in
andere gemeenten op te sporen'.') Nu was bibliothecaris Enschedé in
april 1902, net vóór dit raadsbesluit, naar Overveen verhuisd dat overi
gens nog steeds op zeer korte afstand van stadhuis en bibliotheek was.
Daarom verzocht Enschedé eervol ontslag als bibliothecaris met ingang
van 1 juli 1902 als aan deze nieuwe bepaling 'niet kunnende voldoen'.') De
gemeenteraad besloot daarop op 28 mei om op dit verzoek niet in te gaan
en het ontslag niet per 1 juli eervol te verlenen, maar hem per 1 juni te
ontslaan.53'
Anna Enschedé-
Modderman met
haar oudste zoon
tje Edzard, 1902.
(coll. J.W.
Enschedé, Den
Haag)
A.G. VAN DER STEUR