Hans Vogelesang
15 januari 1923-22 december 2000
Zeer velen in Haarlem hebben Hans Vogelesang gekend, omdat ze zijn
leerlingen waren op het Kennemerlyceum of het Jac. P. Thijsselyceum.
Vaak waren ze vele jaren later verrast dat deze leraar en conrector zich
hun namen en verdere bijzonderheden uit hun schooltijd nog zo feilloos
herinnerde. Anderen in onze stad kwamen hem tegen in kringen van
musea, beeldende kunsten en de Probus. Ze troffen in hem een uiterma-
-378- te boeiende en deskundige causeur, allereerst waar het Haarlemse kun
stenaars betrof, maar ook waar het om de Nederlandse literatuur, en in
het bijzonder de poëzie uit de achttiende en negentiende eeuw ging. Voor
nog weer anderen was hij een bekend en trouw lid van de doopsgezinde
gemeente in de Frankestraat. Daar fungeerde hij terzake kundig én gelo
vig onder meer als voorzitter van de kerkenraad. Ook was hij de enthou
siaste initiator van de culturele commissie van zijn geloofsgemeenschap,
die ruim tien jaar geleden de expositieruimte 'de Gang' (ooit door Pieter
Teyler van der Hulst en enkele anderen aangekocht opdat de doopsge
zinde kerk een stijlvolle toegang vanuit de Grote Houtstraat zou hebben)
openstelde en beheert. Kunstenaars uit Haarlem, maar ook anderen, kre
gen daarmee een prachtige ruimte voor hun werk.
Hans Vogelesang werd in Amsterdam geboren, maar voelde zich met
hart en ziel Haarlemmer. Van zijn vader, een getalenteerd tekenaar, erfde
hij belangstelling voor kunst. Na een zware periode van dwangarbeid in
Duitsland werd hij kort na de oorlog, nog jong, leraar. Hij bleek een gebo
ren docent te zijn, eerst in Haarlem en Overveen, tussen 1969 en 1988 in
Amersfoort en Hoogeveen. Uit die periode stammen een aantal leerboe
ken van zijn hand op het gebied van taalkunde en poëzie, alsmede een
groot aantal werken, waarin hij de wereld van zijn vriend en collega aan
het Kennemerlyceum, Anton Pieck, voor het grote publiek ontsloot. Vele
jaren lang was hij voorzitter van het Anton Pieckmuseum in Hattem.
Toen zijn vrouw Lies en hij in 1988 naar Haarlem terugkeerden, brak
een periode aan van gedreven inzet voor de Haarlemse kunst. Zijn droom
was de oprichting van een museum waar Haarlemse kunstenaars uit de
twintigste eeuw in het volle licht zouden komen te staan. Die droom is
maar ten dele werkelijkheid geworden via exposities in de genoemde
'Gang' en in zijn kabinet 'De Steenbok' in de Schagchelstraat, alsmede
via vele causerieën en lezingenseries. Vaak nam hij daarbij mappen met
tekeningen en gouaches van deze Haarlemse kunstenaars mee. Op die
manier hield hij in 1991 drie lezingen voor leden van de Vereniging
Haerlem. Voor hen was dat een unieke belevenis. Ook vroeg hij aandacht
Haerlem Jaarboek 2000