Abraham Wetselaar - ambtenaar bij de universiteit - en Johanna Catha- rina Bonnet. Zijn vader was, vooral in zijn jeugd, een verwoed schilder en tekenaar en natuurliefhebber. Zijn moeder was een erudiete, intelli gente vrouw. Na de Mulo studeerde Pieter van 1939 tot 1944 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Dit veroorzaakte be zorgdheid bij zijn vader, die meende dat met zo'n opleiding geen droog brood te verdienen zou zijn. Toen later zijn jongere broer de richting van medailleur, beeldhouwer en medisch tekenaar koos en een zusje mode- tekenares werd, bleek echter dat deze ontwikkeling in het gezin niet -381- tegen te houden was. Aan zijn docent portrettekeningen op de Academie, Cees Boldingh, had Wetselaar goede herinneringen. 'Boldingh heeft me verschillende malen gezegd, dat ik de tonaliteiten zo goed legde en me aangeraden in portrettekenen door te gaan. Hij was een soort vaderfiguur, stond achter je, legde zijn hand op je schouder en zei 'gaat goed'. Ook als het niet goed ging zei hij het soms, ter bemoediging. Je had echt wat aan hem.' Dat doorgaan in portrettekenen zat er niet in. 'Ik moest zo snel mogelijk iets gaan verdienen.' In 1944 is Wetselaar enkele maanden ondergedoken bij een boer in Gelderland. Later was hij weer thuis in Leiden en maakte in de winter '44/'45 eens een voedseltocht in de kop van Noord-Holland, samen met zijn broer, 's Avonds op de terugreis klopten ze in Haarlem aan bij H. Stam aan de Wagenweg. Stam, directeur van de gelijknamige technische uitgeverij, gaf hun onderdak voor de nacht, zag enig werk van Wetselaar en bood hem aan na de oorlog bij hem te komen werken. In de jaren 1945 en 1946 bleef Wetselaar zich echter nog verder oriënteren en verdiende wat met het maken van etalages. Begin 1947 begon hij echter zijn loop baan bij de technische uitgever Kemperman/Stam, waar hij in het grote pand aan het Florapark werkte aan omslagen voor technische school boeken die men daar uitgaf. De belettering trok hem erg. De kunstenaar Marinus Kutterink, raad de hem aan eens bij de firma Enschedé te gaan praten waar Jan van Krim pen werkzaam was. Op zekere dag in het najaar 1947 trok hij, onaange kondigd, met een map tekeningen naar Enschedé en vroeg de baas te spreken. Na lang aanhouden werd hij bij de heer Bitter toegelaten, die hem aanbood de volgende week te beginnen, niet als volontair, zoals Wetselaar had gevraagd, maar op een salaris van f 180,— per maand met 50% vergoeding van de treinkosten. Stam maakte van 'volgende week' enkele maanden, maar per 1 december 1947 begon Wetselaar zijn loop baan bij de firma Enschedé, die tot zijn vut in het voorjaar van 1984 zou NECROLOGIEËN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2000 | | pagina 383