niet meer' en 'Van de week heeft hij in de tram zo vast geslapen dat de
conducteur hem wakker moest maken omdat hij er uit moest.' In 1914 is
sprake van hartkloppingen, vermagering, sufheid, prikkelbaar, driftig. In
1915 is Willem 'erg tobberig', en heeft 'absoluut niets te doen'. Eind 1915
komt ook voor Annet een crisis. Ze kreeg een duizeling en kon door
Willem nog net worden behoed voor een val van de trap. In een brief aan
haar moeder rapporteert Willem 'Zeer toevallig kwam juist dokter, terwijl
de "voorstelling" (in de originele brief ook tussen aanhalingstekens! -
vdS) boven aan de trap aan de gang was'. Enkele dagen na deze 'voor
stelling', 30 december 1915, arriveert er een nieuwe gezelschapsdame voor
moeder, een 16 of 17-jarig Zwitsers meisje, Martha Schmidt. Zij zou tot
april 1919 in huis blijven en een belangrijke rol vervullen in het drama van
de komende jaren.75'
De oorzaak van de duizeling op de trap kwam in dezelfde weken aan
het licht: Annet zat in een grote financiële crisis: 20.000,- aan effecten
was weg uit haar trommel en beleend of verkocht. Verder waren er vele
duizenden guldens schulden. In totaal ging het om een bedrag van
37.000,-76> Jan Willem raakte er geheel door van streek: 'zijn aanteke
ningen uit 1916 ademen een sfeer van bankroet, door mama's wangedrag'.
Elk zakelijk inzicht ontbrak hem en hij moest nota bene aan zijn half
broer Karei vragen of er een hypotheek op het huis aan de Herengracht
rustte!
'Pa toont zich hier een kinderachtige, onzakelijke, doordrammerige,
eigenzinnige en kille man, die om raad vraagt aan Jan en Alleman,
niet alleen aan zijn halfbroer Karei, zijn zwager Berend, maar ook
aan allerlei andere mensen die in het geheel niet op de hoogte zijn
van de werkelijke wantoestanden in zijn huwelijk en wier raad hij
dan ook niet volgt."' De toestand verslechtert: mama wil of kan geen
kasboek bijhouden en blijft financiële papieren wegstoppen. Ze gaat
praten met mr. Modderman over de mogelijkheden van een echt
scheiding, maar laat dat toch weer lopen. Pa handelt alsof hij denkt
geruïneerd te zijn en praat over huis verkopen, banen zoeken etc.,
terwijl hij, [aldus Just] nog steeds aan het hoofd staat van drie ton
effecten en een jaarlijks inkomen van 11 mille'.78'
Een neef en nicht in Groningen, Julius en Mies de Kempenaer, probeer
den een oplossing te zoeken en kregen het voor elkaar Jan Willem in aan
merking te laten komen voor een benoeming tot bibliothecaris van de
Groningse Universiteitsbibliotheek. Onverwacht voor Jan Willem kwam
op 5 april 1917 een brief van hen, met de mededeling dat de Groningse
Haerlem Jaarboek 2000