boekje had geschreven. Kort erna kwam hij erop terug in een artikel 'De boekletter in Nederland', verschenen in 1903 in de eerste jaargang van het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen.II0) Men heeft de strekking van zijn verhaal in de letterproef slecht begrepen, aldus Enschedé, het was een eerste poging tot psychologische verklaring van Nederlandse boeklettervormen. De Nederlandse typografie was gegermaniseerd en hieraan diende een eind te komen. Voorts stelt hij een correctie op zijn opmerking over de Grasset-letter in het vooruitzicht. In deze jaargang verschijnen nog enkele andere kleine bijdragen van Enschedé, typerend voor zijn speurzin en brede belangstelling: 'Typografische opmerkingen over eenige Nederlandsche incunabelen'; opmerkingen over een manuscript van G.W. van Oosten de Bruyn in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek; iets over oude boeken in bezit van Johannes Enschedé (1726-1780); 'Deventer's oudste drukkers', naar aan leiding van een artikel van Houck; 'Drukletters en bijziendheid', naar aanleiding van een boekje van de Duitse hoogleraar Cohn; en 'Een Amsterdams speelkaartenmaker in het begin der 19de eeuw', betreffende de firma Jordan en Ribbeek. In de volgende jaargang namen Enschedé en P.C. Molhuysen de plaats van De Vreese in de redactie in en publiceerde Enschedé onder andere 'Een Hollandsch boek over William Morris' en 'Initialen in de vijftiende en zestiende eeuw'. Ook nog in 1903 verscheen in Taal en Letterenm) zijn artikel 'Beknopt overzicht van den tegenwoordigen stand van het onderzoek naar de uit vinding der boekdrukkunst'. Hij koos onvoorwaardelijk voor Gutenberg, iets wat hem in Haarlemse kringen niet in dank werd afgenomen. Wel wees hij met ingenomenheid op het historisch technisch onderzoek van de vroege drukletters zoals dat door zijn broer, mr. Charles Enschedé, was aangevangen. Maar Jan Willem zou zijn hele leven een overtuigd Gutenbergiaan zijn, terwijl broer Charles en de overige leden van 'de firma' Costerianen bleven. In 1904 volgde de beloofde studie over De Grassetletter: opnieuw een 'goodwill-uitgave' van Ipenbuur Van Seldam in hun reeks Mede- deelingen over boekkunst. Enschedé pleit hierin voor een eigentijdse let ter, ontworpen vanuit het handschrift. De letter van Eugène Grasset vol doet voor hem aan deze eisen. In 1903 was het in deze letter dat Ipenbuur Van Seldam voor de Haarlemse uitgever Vincent Loosjes de folio-uit gave drukte van Enschedé's De Sint Bavo of Groote Kerk te Haarlem,m> In oktober 1904 hield Enschedé in het Antwerpse Museum Plantijn voor het eerst zijn lezing Logica in boekdruk, een lezing die hij enkele malen zou herhalen en die in 1907 werd gepubliceerd als derde deeltje in de reeks van Ipenbuur. Dit boekje, aldus Mathieu Lommen™3' 'markeert A.G. VAN DER STEUR

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2000 | | pagina 65