vergiftigd wordt'. Verder zou het hem beletten Just van en naar school te
brengen. Kortom, 'Ik zal beginnen zonder animo, omdat het moet, maar
bovendien met de volstrekte zekerheid dat het mij belet te werken, waar
door ik misdadig ben tegenover de mij bij mijn geboorte krachtens aan
leg opgelegde verplichting!'
Voor het laatst lezen wij nog iets over zijn werk in een brief van 10 sep
tember 1920 n2> 'Bibliotheekwerk is begonnen. Ik zou het er stellig niet
kunnen klaar spelen als ik mijn eigen voorraad boeken niet had. Van het
geen van mij gevraagd wordt is de bibl. eenvoudig niet ingericht'. Het
-70- begin van zijn tweede bibliotheekperiode in zijn leven was dus niet erg
hoopvol. Enschedé en de bibliothecaris Burger kenden elkaar al lang. Uit
een vriendelijk artikel uit 1915 van Enschedé in Eigen Haard *5' over het
25-jarig jubileum van Burger bij de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek,
blijkt dat Burger van 1881 tot 1883 leraar oude talen aan het Haarlemse
gymnasium was geweest en daar Enschedé in de klas had gehad.
Het einde van zijn diensttijd bij de Universiteitsbibliotheek leverde
weer de nodige tragiek op. Begin 1923 was hij verhuisd van de Heren
gracht naar de De Lairessestraat en kennelijk had hij met toestemming
van de bibliothecaris een deel van zijn boeken tijdelijk ondergebracht in
zijn werkkamer. Kort daarop besloot hij naar Overveen te verhuizen. De
bibliotheek was bereid mee te werken met diensttijden, maar verzocht
kennelijk wel zijn eigen spullen uit de bibliotheek te verwijderen. In een
briefje van 30 juli 1924 schreef Enschedé aan de bibliothecaris:
'Waarde heer, Vriendelijk dank voor Uw medewerking inzake het
forens-zijn: binnenkort hoop ik U nadere voorstellen te doen. Het
lag reeds in mijn bedoeling eerlang de stapels boeken naar Overveen
te transporteeren: nu gij daartoe hulp en kisten aanbiedt, ben ik U
daarvoor mede erkentelijk. Inderdaad verlang ik er naar mijn werk
materiaal weer bij elkaar te hebben: sinds medio januari 1923 ben ik
daarvan ontroofd. Immers behalve ter Bibliotheek ligt mijn boekerij,
adversaria, prentverzameling, typografie, muziek enz. opgestapeld in
ca. 100 kisten en pakken in bewaring bij de transport mij. Holland,
wat mij 30,- per maand kost. In Overveen vlei ik mij, wat de
beschikbare ruimte betreft, een heel eind te zullen komen'.
Op 13 augustus stelt hij in een tweede brief voor zijn dienstdagen te bepa
len op woensdagen en zaterdagen.
'Het aantal diensturen per jaar blijft dan hetzelfde en ik vlei mij er
mede dat ik op deze wijze kan blijven buiten de forensenbelasting.
Haerlem Jaarboek 2000