gewest en iedere stad van zijn wetgevende bevoegdheden gebruik maken, zodat een zekere mate van rechtsverscheidenheid het gevolg was. De bedoelde wetgevende overheden hielden zich maar weinig met het nota riaat bezig. Naast deze wetgeving baseerden notarissen zich bij de uitoefening van hun beroep op literatuur en notaris- of formulierboeken, die echter tien tallen jaren werden herdrukt. De publicatie van Mr. Simon van Leeuwen 'Notarius Publicus. Dat is De Practycke ende Oeffeninghe der Nota rissen' (Leiden 1656) kan tot een van de bekendste notarisboeken worden -116- gerekend. Deze waren van aktenmodellen voorzien, zodat zij als een soort leerboeken moeten worden beschouwd.5' Het notariaat tijdens de Opstand en de Republiek der Verenigde Nederlanden Opleiding en leertijd Nader onderzoek moet nog aantonen in hoeverre het gebruik van de landstaal samenhangt met de intrede van leken in het notariaat. Meestal zal men de Latijnse of Franse school hebben doorlopen en aldus enige elementaire kennis van het Latijn hebben verworven. Na hun opleiding traden de aspirant-notarissen bij een notaris of bij een gerecht of procu reur in dienst. Tijdens deze verplichte stage verkregen zij een vlotte schrijfwijze en konden zij zich verder bekwamen in de kennis van de plaatselijke 'costumen' (regels en gebruiken). Met name op de kleine notariskantoren, waar de baas (notaris) in zijn rol als patroon zich met de opleiding van deze aspiranten zal hebben belast, vormden deze activi teiten een welkome bijverdienste. Net als elders beschikten de meeste notarissen in Haarlem niet over een universitaire vorming. Een bekend verschijnsel was dat indien zij een studie in de theologie of de rechten hadden afgerond, zij vaak het nota riaat verlieten. Zo kon men in een andere werkkring een hogere sociale status verwerven en werd het notariaat slechts als tussenpost beschouwd. De benoeming De eerste stap voor een aspirant-notaris om tot het plaatselijke notariaat toegelaten te worden bestond daaruit dat hij aan het stadsbestuur in de stageplaats een aanbevelings- of recommandatiebrief (of ook wel 'voor- schrijvingsbrief' zoals ze in de Haarlemse bronnen worden genoemd) ver zocht. Die verklaring moest sinds 1581 (de afzwering van de Spaanse Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 116