taken op het terrein van openbare werken, behoorde eveneens tot de
scope van het notariaat.25'
Tientallen Haarlemse notarissen waren bij de stadsschutterij aangeslo
ten.2^ De schutters bewaakten de stad, inden het poortgeld van diegenen
die na de sluiting van de poort de stad in wilden en moesten in actie
komen bij oproer. Maar ook konden zij ingeschakeld worden bij militai
re expedities. In de rang van kapitein trad notaris Salomon Cousaert in
1648 tot de Kloveniersdoelen, onderdeel van de Haarlemse schutterij, toe.
Net als Hendrik Haaswindius en Jan van Dijk werd ook Salomon
-134- Cousaert in zijn laatste jaar als burgemeester (1654) tot kolonel benoemd.
Kort na het Haarlemse oproer tegen de belastingpachters in 1748 ver
vulde notaris Salomon Krul als kapitein van de burgerwacht een promi
nente rol. Teneinde de inning van de achterstallige belastingen desnoods
met gewapende bijstand van de burgerwacht uit te voeren werd deze
notaris door de burgemeesters tot adviseur benoemd en over de betrouw
baarheid van de schutterij ondervraagd. In 1795 luidde de oprichting van
een nieuwe gewapende burgerwacht het einde van de schutterij in.
Voorzover bekend namen notarissen in Haarlem nauwelijks deel aan
de besturen van plaatselijke instellingen als gast- en weeshuizen. Bij het
St. Elisabeth- of Grote Gasthuis en het Leprooshuis komen we een enke
le maal een regent tegen die uit het notariaat afkomstig was.
Op het gebied van de sociale zorg en dan met name die voor minder
jarigen werden in de eerste helft van de zeventiende eeuw leden van de
notarissen-familie Van Bosvelt als secretaris van de Weeskamer geselec
teerd. De hoge baan van weesmeester werd slechts vervuld door notaris
sen die een burgemeesterspost hadden bekleed. Zo zien we dat notaris
Hendrik Haaswindius in de perioden tussen zijn talrijke burgemeester
schappen (zesmaal gekozen en daarnaast vijfmaal herkozen voor een
tweede dienstjaar) veelvuldig als weesmeester werd aangezocht.
In de armen- en werklozenzorg vervulde notaris Johannes Leonard de
Mayne aan het einde van de achttiende eeuw een regentschap bij het aal
moezeniers- en werkhuis. Een bijbaantje dat blijkbaar (te) veel tijd in
beslag nam, want in 1790 verklaarde De Mayne zich 'geheel en al buijten
staat dezelve behoorlijk waar te neemen' en verzocht hij het stadsbe
stuur uit deze nevenfunctie ontslagen te worden.25'
Aan het begin van de achttiende eeuw was in het onderwijs alleen
notaris J. van Dijk als curator van de Latijnse School, een stedelijk
bestuurlijk erebaantje, werkzaam.
Haerlem Jaarboek 2001