1
dergelijk verzoek van zijn opvolger, notaris Cornelis Baart. Na toestem
ming van het stadsbestuur van 30 december 1697, zou zijn notarieel
archief wel worden overgedragen aan een andere nieuwkomer, Casparus
Noppen. Deze was notaris Assuerus Beuns opgevolgd, die na slechts vier
praktijkjaren met medeweten van het stadsbestuur op 18 oktober 1695 het
notarisschap aan hem had verkocht met de toezegging om zijn notariële
protocollen bij hem achter te latend'
In het midden van de achttiende eeuw verzochten de praktizerende
notariszonen Nicolaas Gallé en Cornelis Baart, die met hun vader waren
geassocieerd, bij diens overlijden het stadsbestuur om vrijstelling van de -139-
overbrengingsplicht van de protocollen. Bij het eerste verzoek in 1759
vormden vader en zoon Gallé samen één notariskantoor. Het Hof van
Holland werd om advies gevraagd, maar meende dat de stadssecretaris
sen zelf het rekest maar moesten afhandelen. Die besloten dat slechts de
protocollen van 1751 af, het eerste jaar van associatie, onder zoon Nico
laas Gallés beheer mochten achterblijven. Te meer daar deze in zijn
nevenfunctie als procureur anders te veel voordeel van zijn vaders pro
tocollen zou kunnen hebben. De resolutie van de Staten van Holland en
West-Friesland van 1 november 1759 waarbij deze gedeeltelijke vrijstelling
van de overbrengingsplicht werd goedgekeurd zou tot jurisprudentie wor
den.
In haar beslissing op een nieuw verzoek tot vrijstelling van de over
brengingsplicht van notaris Mr. Cornelis Baart in 1761 zou de stedelijke
overheid nadrukkelijk laten vastleggen 'om in vervolg nimmer meer con
sent te dragen ten opsichte van zodanige of diergelijke verzoeken, hoe
zonderling men die gevallen ook zoude willen doen voorkomenDe
maar liefst 42 jaar notarisschap van Cornelis' vader Willem Baart zou in
dit geval een aanzienlijke reeks protocollen opgeleverd hebben. Als ambi
tieuze notariszoon was Cornelis Baart reeds op zeer jonge leeftijd in de
voetsporen van zijn vader getreden. Hij had zelfs moeten wachten tot hij
de twintigjarige leeftijd had bereikt. In 1744 werd hij na een verzoek om
recommandatie door het stadsbestuur toegelaten en had hij een zelfstan
dig notariskantoor geopend. Omdat Cornelis Baart enige tijd buiten
Haarlem had vertoefd, wilde hij bij de uitoefening van zijn functie dus
graag over zijn vaders protocollen beschikken. Bij resolutie van de gewes
telijke Staten van 22 september 1761 werd hem dat vergund.33'
Door het gewestelijke bestuur werd op 5 maart 1760 een nieuw plak
kaat vastgesteld, waarbij notarissen die tijdens hun leven met de praktijk
ophielden werden verplicht hun protocollen naar de secretarie over te
brengen. Er werd een boetebepaling opgenomen en slechts vrijstelling
verleend indien een zoon of, zoals we in het volgende voorbeeld zullen
HENRI SPIJKERMAN