betrekking tot de regeling van het notariaat in behandeling genomen. Toen uiteindelijk een zogenaamde 'Project-wet' op het notariaat was gerealiseerd kwam deze als gevolg van de inlijving van Holland bij het Franse Keizerrijk te vervallen. Om het notariaat in dit tijdperk zoveel mogelijk te ondersteunen werd door J. van der Linden een handleiding gebaseerd op de ontwikkelingen van het notariaat in Frankrijk verzorgd en werden verschillende Franse werken van onder andere A. Goux, J.B. Loret en A.J. Massée vertaald en bewerkt voor de Nederlandse notaris. -142- De invoering door Napoleon in 1811 van de tot 1842 geldende Franse Ventösewet (van 16 maart 1803) maakte een einde aan de tweeslachtig heid van het oude stelsel, waarbij de burger voor de vastlegging van een bepaalde rechtshandeling de keuze werd gelaten tussen gerecht en nota ris. Daarnaast gold de verplichting een repertorium bij te houden van gepasseerde akten, werd een vaste leeftijdsgrens vastgesteld en werden notarissen in drie klassen met aparte stagevoorschriften verdeeld. Als een forum privilegiatum werd een landelijke regeling voor het toe zicht op het notariaat ingevoerd en dat dus door ambtgenoten plaats vond. Naar Frans voorbeeld werden Chambres des Notaires opgericht, in Nederland ook wel Kamers van Discipline, Notarissen of van Oppertoezigt genoemd. De Omwenteling in Haarlem Al snel werden de notarissen in de stad door de nieuwe bewindhebbers min of meer gedwongen een nevenfunctie bij een nader aan te wijzen overheidslichaam te bekleden.®) Aanvankelijk bleven alle notarissen die voor de totstandkoming van de Bataafse Republiek in 1795 waren benoemd in functie. Maar op 14 april 1798 werd notaris mr. Diderik Schook van Bree door het stadsbestuur ontslagen en aldus uit zijn ambt gezet. In de zomer van 1801 hoopte Schook van Bree dat de commotie over zijn ontslag zodanig was geluwd dat hij in een rekest de bewindvoerders op het stadhuis verzocht om de vacature van notaris Johannes Leonard de Mayne te mogen vervullen. Ook De Mayne had het met het nieuwe bewind aan de stok gekregen. Toen hij na ruim twintig jaar het notariaat bekleed te hebben stiekem uit de stad vertrok werd zijn boedel op 30 juli 1801 door het College van Justitie van de stad insolvent (onvermogend) verklaard.36' Als laatste werd in oktober 1806 aan Petrus Josephus Honoré, de naar 's-Gravenhage ver trokken commissaris over de notarissen (of proto-notaris), ontslag ver leend. Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 142