Wij hadden eerst18' een luie bruine ezel voor een zware chees. Reden wij met den ezel en zag Zwarte Leen ons aankomen, dan verschool hij zich in 't hakhout en sprong in eens met vervaarlijk geschreeuw voor den dag zoodat de ezel vooruit stoof. Zwarte Leen was de eenige arbeider op Woestduin en deed niets als harken, dat niet veel beteekende omdat de meeste lanen begroeid waren. Wij noemden hem zoo omdat hij gitzwart hair en dito oogen had. Hij trouwde met een mooie boerin en woonde buiten het achterhek van Woestduin. Op de steenen pilasters van dit hek stond "Teylinger bosch"19' maar dat staat er niet meer. -18- De bruine ezel en chees werden in 1839 verruild met een nieuw wagen tje met 2 banken dat te Bennebroek gemaakt is bij den wagenmaker Stam en den smid Ludestras, en de tuigen bij Wakker, schoonzoon van den behanger Rijfkogel. Die tuigen waren van geel leder en een geschenk van den Heer Witsen Straelman Heer van Deutz te Haar of ter Aar en Zevenhoven, ouden adorateur of, zoo als men toen zeide, beau van Mama. Wij kregen toen 2 ezels die gehuurd werden van de ezelmelkerij in Amsterdam en elk jaar verwisselden, zoodat wij niet altijd even goed ingespannen waren. Eens hadden wij een span dat geweldig hard liep en waarvan de bijdehandsche een rond gat in het oor had en den naam van den jongen Vries droeg. Dit dier behoefde nooit geslagen te worden en nooit meer heb ik zoo'n hardloopende ezel gehad of gezien. Hij was zijn naam ontrouw want van koppigheid was bij hem geen sprake. De ezels liepen in de wei, maar ik voerde ze goed met roggebrood. Als ik ze uit gespannen had dan nam ik de hoofdstellen niet af maar stond op de bloote ruggen der ezels en holde door de boomgaard naar de wei. Ik begrijp nog niet dat ik bij die kunsten nooit mijn nek gebroken heb, maar ik ben later in Indie altijd een goed en vermetel ruiter geweest. Onder onze vermaken was de kermis te Haarlem, waarheen wij met Mama gingen in de trekschuit die voorbij Woestduin voer. Een van ons hield dan de wacht aan de Manpad's brug om het jagertje die op zijn hitje de schuit voorttrok 'volk meê' toe te schreeuwen, waarop de schipper de schuit aan den oever meerde. De trekschuiten waren wel gezellig; zij gin gen niet hard, maar men was toen niet zoo gejaagd als tegenwoordig en men zat er beter ruimer dan in de iste Klasse van de Hollandsche Spoor tusschen Amsterdam Hilversum. Gedurende de kermis was er gewoonlijk een circus op het Hazenpatersveld.20' Ik herinner mij, dat ik eens op dat veld wedrennen zag van romeinsche zegenwagens bestuurd door mannen en vrouwen in romeinsch costuum. De vrouwen waren haar hartstochten niet meester en sloegen met de zweep op elkander als de eene de andere in de wielen reed om vóór te komen. Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 18