als zijn collega en Senior Jan Jansen. Zij waren 60 en 70 jaren in dienst bij Tante Antje op Leyduin geweest toen zij stierven en hadden van een Genootschap in Haarlems2» gouden medailles en getuigschriften ontvan gen. Jan Jansen was degeen die op de jaarlijksche aardappelverkoopingen op Leyduin de koopen aanwees en de naam van den kooper uitbulderde. Mama kocht jaarlijks 2 a 3 koopen en wij mochten opbieden om te zien het plokje3'-1 van een kwartje te krijgen. Bleven wij hangen, dat wel eens gebeurde dan had Lardner de instructie de koop maar voor Mama te laten opschrijven. Jan Jansen die op de hoogte was, schreeuwde voor elke koop voor Mama als kooper uit: 'de Heer Lattenaar' hetgeen een alge meen gelach verwekte. Een maand na mijn terugkomst uit Indië, in Juni 1873 logeerde ik bij Tante Antje op Leyduin met Louise, Nonnie, Kiwin en een Javaansche baboe. Toen ik na het koffie drinken met haar in den tuin voor het huis ging wandelen, was Jan Jansen, ongeveer 80 jaar oud, aan het harken. Ik vroeg hem of hij mij nog kende: 'Nou, zei hij, ik zou jou niet kennen, Christiaan. Heb jij die zwarten in den Oost goed gedonderd? En zijn dat nou je vrouw en kinderen? Zij bennen toch niet zwart, zoo als die zwar te meid!' Die baboe had trouwens veel bekijks op Leyduin. In mijn kinderjaren ging ik ook logeeren bij Dominéé Veder te Dordrecht, waar ik wonder veel pleizier had. Ik ging o.a. visschen met een zekeren Aart, die mij leerde snoeken vangen met een hengel zonder aas, maar met een stevigen hoek die men over het kroos op het water langzaam laat glijden. De snoek zich verbeeldende dat het een diertje is schiet toe, bijt in de haak en moet dan met snelheid uit het water gezwaaid worden. Dominéé Veder kwam veel aan huis bij de Heeren Blussé, vader en zoon, die een drukkerij en boekwinkel hadden. De oude Heer was schatrijk en zijn zoon, die een isegrim was, had een beeldige vrouw, die haar pleizier wel bij hem op kon. In den winkel zag ik den ouden Heer achter den toonbank aan een oud vrouwtje een prent voor één cent verkoopen. Zoo maakt men fortuin! Onder de logés die op Woestduin kwamen waren Tante Sophie en Christine Röell, Suzette Tra-Kranen en Daatje Kruimel, schoolvriendin nen van Saar, de Heeren Mr. Aart en zijn broeder Dominéé Veder, J.J. Koning Praeceptor aan de Lateinsche School, J.W. van 's Gravenweert, met wien Papa in verzen correspondeerde, zoo als uit de Voorzangen der Nederlandsche Legenden3"» blijkt en die zeer bevriend was met Papa ofschoon hij veel jonger was. Zijn graf is - hoe toevallig - naast dat van Papa op het kerkhof te Oosterbeek. De Heer Jan Messchaart van Vollenhoven, later Burgermeester van Amsterdam logeerde ook wel bij mijn ouders op Woestduin. Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 24