daar men 3,- inzette en 1,- voor de bal kreeg. Papa bewaarde zijn winst en ging er zomers eenige weken van op reis. Papa was het jongste lid van de sociëteit en ofschoon hij toen reeds zijn roem gevestigd had door de Pleegzoon, de Roos van Dekama en de eerste Nederlandsche Legenden werd hij door eenige oude leden met een air de protection behandeld en zelfs door den schatrijken Mogge Muilman als lieve jongen aangesproken hetgeen hem begon te vervelen, zoodat hij de Munt verliet en lid werd van de Sociëteit Concordia op het Spui en daar met open armen ontvan gen werd. Hij was daar te midden van menschen van minderen stand, maar de meesten waren intellectueel veel meer ontwikkeld dan vele -35- leden in de Munt, uit welke laatsten de Heer van Brammen5"1 in de Haasje Zevenster is geschilderd. Een millionair lid was in het begin des jaars 3 dagen niet in de Munt geweest omdat hij toch niet kon billard spe len vermits zijn vingers krom waren van het coupon knippen. Dezelfde rijkaard beklaagde zich dat hij 30000,- aan Successierecht had moeten betalen en bij een kleine daling der oude Russen was hij wanhopig en kermde 'Gunst! Ik heb er een kist vol van.' Met zulke menschen schoot Papa niet op. Ik keer nu terug naar mijn 14de jaar toen ik, schijnt het, zoo onhan delbaar was geworden dat Lardner aan Papa voorstelde mij op school te zenden, waartoe te meer reden was omdat Maurits te Velp bij van Woelderen op school zou gaan en Lardner zou moeten vertrekken, het geen hij 20 September 1842 deed. Papa koos voor mij de fransche school51' te Haarlem, die aan de Latijnsche school verbonden was, en waarvan de Heer Schouten het Hoofd was. Schouten was een lange burgerman, met een lange jas, en een lang weinig intelligent gezicht; zijn vrouw was van hetzelfde laken een pak, lelijk, rimpelig, ook lang van gestalte, en het voorkomen van een schoonmaakster. Zij was een weduwe van Wijk en had uit haar eerste huwelijk een zoon en dochter, beiden lelijk; de zoon was ook op school en werd naderhand ook schoolvos. Ik was daar in de geheele kost en kreeg er heel slecht eten en even slecht onderwijs. Ik kwam dadelijk in de iste klasse een zat daarin No. 3. Alexander de Bruyn Kops zat primus en Herman Beels secundus. Ik kan niet zeggen dat ik op school veel geleerd heb. Ik sprak beter fransch, Engelsch en Duitsch en had een beter accent dan Schouten maar in Mathesis moest ik het akelig afleggen. Wij kregen daarin les van den Heer Kuyper, een verbazend knap wiskunstenaar, maar een bullebak van het eerste water, voor wien ik sidderde en beefde. Wij kregen ook lessen in het stoomwezen, toen een nieuwigheid waarvan ik niets begreep. In die wetenschappen bleef ik een ezel in folio, hetgeen ook wel eenigzints te wijten was aan het ruwe optre den van Kuyper en zijn gemis aan tact om met domme jongens om te CHRISTIAAN VAN LENNEP

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 35