gaan. Schouten gaf les in talen, geschiedenis en aardrijkskunde. Daarin kwam ik vrij goed beslagen op school, en wat geschiedenis betreft herin ner ik mij dat Schouten ons maanden lang bezig hield met de historie van het land Meröé en zijn koningen, waarvan ik nooit gehoord had, die mij niets interesseerde en waaruit het tegenwoordige Abyssinië ontstond. Er waren twee ondermeesters, Brezzy en Geil, waarvan de iste een Italiaan was met een mooi gezicht, goede manieren, die mooi fransch sprak en door al de jongens bemind werd, terwijl Geil een onaangenaam, lelijk, burgerlijk individu was, aan wien iedereen op school het land had. Ik voelde mij diep ongelukkig op school en daar ik heel klein was gebleven was ik de souffre douleur52' van de grootere jongens. Cet age est sans pitié.53' Herman Beels was echter mijn beschermer. Des zomers mocht ik van Saturdag middag tot Maandag morgen op Woestduin komen, dat mijn ouders tot 1845 in huur hielden. Eiken Saturdag wandelde ik van school naar de tol voorbij het Posthuis van Van Koppen, waar de ezelwagen mij opwachtte, want als hij mij te Haarlem was komen halen, had men tol moeten betalen en dat vond men in die dagen te duur, en geld verkwisten. In den winter mocht ik echter de school niet verlaten, maar ging dan Zondags beurtelings dineeren bij oom Hendrik Röell, jongsten broeder van Mama, of bij oom Harmen van de Poll of bij de familie Beels, de Bruyn Kops, Barnaard en Sandenbergh Matthiessen, waar ik het heerlijk had verliefd raakte op Jenny Matthiessen. Op het eerste examen behaalde ik een eersten prijs voor het Engelsch en kreeg de Paradise Lost van Milton en als 2de prijs voor het fransch de Oeuvres de Lamartine, die ik beiden nog bezit. Papa vond daarin aanlei ding mij een geschenk aan te bieden en gaf mij de keuze tusschen geld of een zeker aantal lessen in de rijkunst. Ik koos het laatste en dat heeft mij later op Java, waar ik veel te paard moest rijden, goed gediend. De mané ge in Haarlem bij de Houtpoort behoorde aan een zekeren Altroggen en zijn pikeur, die niet veel beteekende, heette Schmidt. Van dezen kreeg ik les en nadat ik eenige lessen in de manége gehad had, mocht ik in zijn gezelschap buiten Haarlem rijden, waarnaar ik reikhalzend verlangd had. Schmidt bereed toen het renpaard Pomaré, dat te Zandvoort prijzen behaald had en toebehoorde aan den Heer A. van Wickevoort Cromme- lin. Deze had besloten dat Pomaré niet meer zou wedrennen en moest leeren draven van Schmidt, maar Schmidt was daarvoor de man niet. Op een zekeren keer dat wij uitreden, Schmidt op Pomaré, en het stappen mij verveelde, stelde ik hem even buiten de Houtpoort voor een drafje te nemen, waarop ik mijn paard in den draf zette, maar o, wee! Pomaré daaraan niet gewend, schoot dadelijk in een vliegende ren, waarop ik Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 36