maar wachtte om rechtsomkeer te maken en langs de buitensingels door
den Aardenhout naar Woestduin te rijden en van daar weêr terug naar de
manége, waar ik Schmidt vond blazende van het rennen op Pomaré en
giftig op mij dat ik hem dat koopje bezorgd had. Later zat hij nooit meer
op Pomaré als hij met mij uitreed.
Op school ben ik elk voorjaar zwaar ziek geweest, heb met het spelen
op de pas de géant54' een leelijke val op het achterhoofd gehad en bij een
val op de steenen van het plaatsje achter het schoolgebouw mijn handen
totaal ontveld, zoodat ik twee bloedige wonden had. Dat alles heeft ech
ter geen nadeelige gevolgen gehad. In den aanvang van 1845 werd ik ein
delijk van de school verlost, en kwam ik op 't kantoor van de firma Carp
Co.
Intusschen had Grootpapa den 28 April 1844 zijn zilveren bruiloft op
het Manpad gevierd. Het was een schitterend feest, waarvan oom Jan van
Lennep een uitvoerig verhaal in druk heeft doen verschijnen voor de
familieleden.55' Ik verwijs dus voor bijzonderheden daarnaar en herinner
mij dat ik veel moeite had om het vers dat ik opgezegd heb, van buiten te
leeren waarschijnlijk omdat het een rijmeloos gedicht was. Papa schreef
mij vóór het feest naar school, dat hij zich beroerd en belabberd voelde -
dat waren zijn woorden - en dat hij niet wist hoe hij door den berg van
verzen zou komen, die hij voor de zilveren bruiloft moest maken. Het
schijnt dat een flinke purgatie hem weer opknapte en hem in staat stelde
flink met poezie voor den dag te komen.
In 1845 verlieten wij Woestduin voor goed. David en Maurits waren
studenten, ik ging op kantoor en moesten des zomers in stad blijven en
mama had er natuurlijk geen trek in om twee huishoudingen te hebben,
terwijl Papa door zijn veelzijdige bezigheden meer in stad dan buiten
moest zijn. Vóórdat ik echter voor goed van het geliefde Woestduin
afscheid neem wil ik nog het een en ander over haar eigenaren vertellen,
waartoe Maurits mij voor het grootste gedeelte de gegevens verstrekte.
Volgens de vroedschappen van Amsterdam van Elias56' was Woestduin
in October 1715 voor j 12000,- door Jan Trip de jonge gekocht en in 1717
voor 20000,- verkocht. In 1751 erfde Johanna Maria Cromhuyzen, vrouw
van Melchior ten Hove Woestduin van haar broeder Abraham. Haar
kleinzoon David erfde het en diens erven verkochten het in 1787 voor
f 355°°,— vermoedelijk aan Mevrouw Van den Burch geb. Röell.
De jaarlijksche huur die Papa betaalde bedroeg slechts 300,- (Van de
Poll en Jacob Hartsen betaalden evenveel) werd jaarlijks in persoon ont
vangen door de Heeren Johan Willem Pauw Jan Louis van den Burch,
de eerste was altijd op klompen. J.W. Pauw geboren te Delft 22 April 1787
gestorven te Voorschoten 12 December 1863, landoeconoom was den 25
CHRISTIAAN VAN LENNEP