ten had en met de vertaling der volgende regels was doorgegaan, vond ik den volgenden morgen de open plaats met Papa's hand ingevuld met drie woorden. De macht die hij over de taal had was ongeloofelijk en ik vond mijzelf heel klein. Op een keer dat ik des middags om 3 uur wilde uitgaan werd er ge scheld en stond de Heer van der Hoop voor mij, die mij toeschreeuwde 'thuis blijven, meegaan naar je Papa'. Ik voldeed aan dit bevel en vernam toen dat hij mij op zijn kantoor, Hope Co., kon plaatsen op een sala ris van 300,- 's jaars. Dit stond mij goed aan en werd dankbaar door mij -42- aangenomen. Een paar dagen later trad ik in dienst en bleef bij Hope Co. tot Juni 1851, tot vervelings toe kopieerende en zonder eenig vooruit zicht op bevordering, want die boven mij stonden hadden niet het min ste voornemen om weg te gaan. Ik ga nu weêr een paar jaren terug. In den zomer van 1846 nam Papa oom Jan, Maurits en mij naar Belgie op weg naar Creuznach waar Papa de baden ging gebruiken. Wij stapten eerst af te Antwerpen, waar wij in het groote hotel Antoine op de place Verte logeerden en het een en ander bezichtigden o.a. de afneming van het Kruis van Rubbens in de prachti ge Kathedraal. Door een der straten wandelende kwamen wij voorbij een boekwinkel waar een Vlaamsche uitgave van de Roos van Dekama voor de ramen stond. Wij allen waren verontwaardigd over die schandelijke nadruk en Papa ging nog in den winkel om zijn ongenoegen te kennen te geven, maar de Belgen deden hetzelfde met Fransche Romans, die men daar beterkoop kon krijgen dan in Parijs. Te Brussel logeerden wij in het Hotel de l'Univers, dat nog bestaat en destijds behoorde aan den Heer Pierron, de broeder van Tante Hortense van de Poll. Hetgeen mij het meest opviel was de keurige inrichting van de kamers met haar beschilderde muren en plafonds en goedgekleede knechts in rok en witten das. De broodjes die wij aan het ontbijt kregen waren overheerlijk en zoo als wij ze in Holland nooit gegeten hadden, waar trouwens het brood altijd nog jaren daarna inférieur bleef. Ik her inner mij dat wij het brood kregen van een zekere Gude, een rijken broodbakker, hoek Keizersgracht Leidsche straat een vrome isegrim met een witte das en een heel air over zich, die Zondag onder de preekstoel zat en zijn klanten in de week onsmakelijk brood in den maag stopte. Te Brussel zagen wij de Museum's de Sainte Gudule, de schilderijen van Wirtz en veel andere bijzondere merkwaardigheden maar ik herin ner mij niet welke théatres wij er bezochten. Luik Namen werden door ons met belangstelling bezichtigd en en passant bezochten wij de Grotte de Han, ook wel Trou de Han genaamd. Daarvoor gingen wij naar Rochefort, destijds een ellendig gat, daar geen ordentelijk rijtuig te krij- Haerlem Jaarboek 2001

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 42