gen was om naar de grottes te rijden, zoodat wij ons behelpen moesten
met een ellendig karretje met een kreupel paard. De grottes van Han
vonden wij natuurlijk prachtig en inspireerden Papa om in het gereed lig
gende album het gedicht te schrijven dat in zijn werken voorkomt60', en
dat hij al wandelend maakte. Wij lazen daar ook een vers van Victor
Hugo dat vrij smerig eindigde. Te Han was een bedelaar op krukken en
met een bochel en Papa herinnerde zich dien man daar reeds gezien te
hebben 25 jaren vroeger toen hij er als jongen met zijn Tantes Keepers
van Winter Tante Gonne een reis met haar reiswagen door België
maakte.
Den volgenden dag waren wij te Dinant, dat ons door zijn beeldige lig
ging verrukte evenals de Maas die wij veel mooier vonden dan den Rijn.
Het was niet te verwonderen dat wij onze oogen uitkeken om de oevers
van de Maas te bewonderen, wij die geen andere bergen kenden als de
Blinkert en de groene en witte berg van Woestduin. Van Dinant voeren
wij naar Trier, waar wij de prachtige Porta Nigra bewonderden en van
daar naar Coblenz om van daar per stoomboot naar huis af te zakken.
Aan boord lachten wij om twee jonge Engelschen, die voortdurend in
hun reisgids van Murray studeerden in plaats van naar het mooie land
schap te kijken en oom Jan kreeg daarover ruzie met hen, maar wij wer
den goede vrienden, nadat wij hun de reden van onze vrolikheid uitleg
den. Papa bleef te Creuznach waar hij zich goed verveelde.61'
In 1847 had ik een uitnoodiging ontvangen van den Heer Lardner om
eenigen tijd bij hem in Londen te komen logeeren en dit werd natuurlijk
gretig aangenomen. Hij woonde te Londen in Ampthill Square bij zijn
neef Dennys en had daar zijn kamer voor mij afgestaan. Ik vertrok met
de stoomboot Batavier van Rotterdam en had een ruwe overtocht maar
was niet zeeziek en heb daarvan nimmer last gehad ofschoon ik heel wat
stormweêr heb bijgewoond en op het Kaapsche rif bijna vergaan ben.
Den volgenden morgen kwam ik te Blackwall aan en werd daar door een
porter een briefje van Lardner overhandigd, waarin hij mij mededeelde
dat hij met de pokken te bed lag maar dat ik toch maar bij zijn neef moest
afstappen en dien zelfden dag met de geheele familie zou gevaccineerd
worden. Dat was een groote teleurstelling voor mij. Ik nam een cab en
reed naar Ampthill Square waar ik den Heer Mevrouw Dennys, twee
dochters en een zoon vond, die een jaar of vier ouder was dan ik. Dade
lijk werd ik bij Lardner toegelaten die er vreeselijk uitzag, het geheele
gezicht vol pokken. Allen werden 's middags ingeënt en ofschoon wij
dagelijksch den zieke bezochten, heeft niemand onzer de pokken gekre
gen. Door de ziekte van Lardner heb ik vermoedelijk minder beziens
waardige zaken in Londen gezien dan wenschelijk was, maar daarvoor
CHRISTIAAN VAN LENNEP