buiten de wansmakige Willemspoort, die de mooie Haarlemerpoort ver
vangen had. Op het platte dak van Belvedere zaten wij te jubelen, verzen
te reciteeren en te genieten van ons jonge leven. Met Alexander en Henri
Kruseman speelde ik biljart bij Hannier op het Rokin hoek Spaarpotsteeg
en de vrienden Beels bezocht ik meer 's avonds. Zij woonden op het
Koningsplein aan de stille zijde, waar zij boven een behanger kamers
hadden. De gesprekken liepen gewoonlijk over het nieuws, dat zich in die
jaren 1846/1851 op elk gebied wegbaande, over staathuiskunde en socia
lisme en litteratuur. Op een debatingclub, die eenige jongelieden destijds
-46- hadden opgericht en waarvan ik ook lid was geworden verdedigde ik de
stelling dat de oorlog ook zijne goede zijde had en kreeg bij die gelegen
heid ongenadig de wind van voren, maar na zooveel jaar moet ik zeggen
dat de stelling niet zoo paradoxaal is als zij schijnt. Ik werd ook opgeno
men in een gezelschap van 5 of 6 jonge mannen tusschen de 20 en 30
jaren, die économie politicque eens in de week bij elkander aan huis
lazen, o.a. de werken van J.B. Say, van den geestigen Fred. Bastiat, van
Proudhon, Fourier en andere economisten, socialisten en communisten.
In die club zaten o.a. Johan Muller procuratiehouder van J. Barge, zijn
broeder Henri, P.N. Muller, die nog leeft, Joh.C. Zimmerman en nog een
paar heeren wier namen mij ontschoten zijn. Aan Johan Muller heb ik te
danken dat ik in 1852 naar Indië ben gegaan. In dien tijd dat ik mij met
economie politique enz. bezig hield werd ik thuis de soc: naar socialist
genoemd.
Ik geloof dat ik in 1847 in de loting was gevallen63' maar wegens hevi
ge hartkloppingen werd ik drie jaren achtereen voor een jaar vrijgesteld
en daarna finaal afgekeurd. Die hartkloppingen waren zoo geweldig dat
door mijn dikke winterjas het bonsen van mijn hart duidelijk zichtbaar
was. Ik was vaak genoodzaakt van benauwdheid op den grond te gaan
liggen. De dokter gaf mij zure droppels, die mij niet veel hielpen, maar
het schijnt dat de gymnastiek mij veel meer goed gedaan heeft, tenminste
ik ben daardoor zoowel in de lengte als in de breedte gegroeid en veel
gespierder geworden. De gymnastiek lessen werden ons gegeven boven in
de Leydsche Poort, die helaas, even als de Haarlemsche Poort later is
afgebroken. Onze meester was Vlieken, een prachtige tamboormajoor
van de schutterij en zeer in de gratie bij haar kolonel, oom Hodshon, men
zeide om zijn vrouw. Bij Vlieken nam ik ook les in het schermen met flo
ret en sabel, dat zeker de heilzaamste lichaamsbeweging is. Onder
Vlieken's leerlingen was ook de student Haffmans, die van gymnastiek
meer wist dan Vlieken en van wien ik het meeste geleerd heb. Ik heb later
nooit te weten kunnen komen of Haffmans dezelfde was die later de hef
tige clerikale afgevaardigde voor Limburg geworden is.64' In het heete
Haerlem Jaarboek 2001