voor ons te min! Tot het jaar 1848 - het zoogenaamde Vrijheidsjaar - was het niet ordentelijk over dag op straat te rooken. Papa was geen groot rooker, maar snoof den geheelen dag en gebruikte daarom bonte zak doeken. Ik heb ook een tijd lang gesnoven, maar ben daarmede met mijn vertrek naar Amerika opgehouden. Tegenwoordig snuift men bijna niet meer. Alvorens mijne herinneringen te vervolgen wil ik het een ander van Pa te huis vertellen. Hij stond in den winter niet vroeg op en kwam zel den vóór 9 uur aan 't ontbijt. Gewoonlijk waren wij dan al aan de lessen of later naar school of kantoor. Om 12 uur werd er koffie gedronken en -49- dan kwam Papa binnen met couranten onder den arm, die hij dadelijk begon te lezen en van niemand notitie nam. Eens was hij zeer spraak zaam toen Juffrouw Toussaint bij ons koffie dronk. Papa bewonderde haar zeer en was geregeld in briefwisseling met haar, maar zij schreef zoo schandelijk onduidelijk dat Papa hare brieven eerst ontcijferde en over schreef om van den geestigen inhoud te genieten. Wanneer Juffrouw Toussaint de proefdrukken van haar werken ter correctie kreeg waren ze gewoonlijk zonder fouten omdat een knappe zetter met het drukken belast was geweest, terwijl Papa's handschriften krioelden van fouten, ofschoon zijn schrift keurig en duidelijk was, maar daar had men een stomme werkman aan gezet. Driemaal 's weeks werd Papa 's morgen's geschoren door een ouden barbier uit de Leydsche straat, die botte messen gebruikte en Papa's wan gen kind en mond zoodanig inzeepte dat hij geen adem kon halen en Papa vruchtelooze pogingen deed om het schuim weg te blazen. Dan begon de marteling eerst. Om de mond te scheeren hield de barbier Papa's neus tusschen zijn vette vingers vast, zoodat hij bijna stikte en dan begon hij een verhaal, dat hij telkens afbrak om op nieuw in te zeepen en nooit tot een eind bracht. Papa hield zich al dien tijd dood stil, gedachtig aan het spreekwoord 'die gevild wordt moet stil liggen', maar als de bar bier eindelijk zijn beulen werk geëindigd had, was Papa's onderkin één bloed en al. Papa had zich laten maken een afschuwelijk lichtgrijs molenaarspak, jas, vest en broek van grove stof, waarin hij er als een molenaar uitzag en dat hij alleen in zijn studeer vertrek droeg want als hij 's middags om 2 uur uitging, trok hij andere kleeren aan, die hem geleverd werden door een kleedermaker in den Bosch, die de pakken een paar keer per jaar ver wisselde en bij wien hij voor 60 of 70 's jaars geabonneerd was; het was ordinair goed en slecht gemaakt, maar daar gaf hij niet om. Hij wist wel que l'habit ne fait pas l'homme69» en dat men aan zijn gelaat onder elk kle dingstuk den genialen aristokraat zou herkennen. Ik herinner mij dat hij CHRISTIAAN VAN LENNEP

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 49