maanden na mijn vertrek naar Java van Praetorius gehoord dat ik mijn
spaarpot had opgenomen en van David dat Baylor mij had opgelicht en
toen schreef hij mij naar Batavia dat ik later wel zou ondervinden dat
men in den regel voorzichtiger is met geld dat met moeite verdiend is dan
met wat men uit erfenis verkrijgt. Geen enkele blaam, maar alleen een
raad! Men moet mij ook niet te lichtvaardig veroordeelen maar bedenken
dat ik nog jong en onervaren was, mijne gemoeds stemming en verlangen
naar een andere betrekking in aanmerking nemen en niet het minst de
betoovering die van Baylor uitging en waarmede hij niet alleen mij, maar
zelfs Mama biologeerde. -59-
Wij zouden half Juli vertrekken, maar Bailor achtte zich verplicht op
den 4den Juli, den dag van Amerika's onafhankelijkheid een afscheids
souper aan zijn vrienden in Bracks Doelen Hotel aan te bieden. Ik her
inner mij dat daarop aanwezig waren David, Hendrik van Loon, Piet Six,
Flip von Hemert, Piet Holzmann, Jan Mertz, Bram Fock en Meyerheim.
Nadat wij eerst een partijtje gemaakt hadden, gingen wij tegen elf uur aan
tafel, waar het noodige gegeten en gedronken werd en Piet Six al spoedig
voor mirakel lag. Toen wij naar huis gingen waren wij nog maar met ons
zessen, David, Meyerheim, von Hemert, Jan Mertz, Bailor en ik en het
was om 3 uur klaarlichten dag. Op den Doelenbrug ontmoetten wij eeni-
ge joodsche jongens, waarvan een die David tegen het lijf liep een klap
van hem kreeg. Daarop gingen zij op de vlucht, maar schijnen ons in het
oog te hebben gehouden, want toen wij op de Groenburgwal kwamen om
Bailor naar huis te brengen, doken de joden op eens aan den overkant op
en begonnen met steenen te gooien. Zij waren intusschen aangegroeid en
toen wij naar de Nieuwmarkt retireerden om in het atelier van Jan Mertz
te schuilen, hadden wij ons door een leger van Joden te slaan. Ik zag toen
onzen voormalige huisknecht August als diender op post staan en
ofschoon hij alleen was, hielp hij ons toch bij Jan Mertz onder dak te
komen. Wij waren potige kerels en deelden heel wat slagen uit, maar wij
waren in de minderheid en kregen ongenadig ons deel van de klappen die
er vielen. Niet een van ons die niet bloedde en Bailor's splinternieuwe
lakensche jas was van boven tot onder in den rug opengesneden. Toen
wij bij Jan Mertz aangeland waren kreeg David het van overmaat van
woede op zijn zenuwen en wij waren natuurlijk allen verschrikkelijk
opgewonden. Wij bleven bij Jan Mertz tot ongeveer 8 uur en gingen toen
naar huis om ons te laten verbinden maar 's middag's waren wij allen
weêr present in Arti. Het grappigste van het geval was dat Hendrik van
Loon mij na mijn retour uit Indië vertelde dat hij het souper van Bailor
betaald had, daar deze het vóór zijn vertrek naar Amerika verzuimd had.
De Heer P.H. Holtzmann, later lid van de 2de Kamer der Staten
CHRISTIAAN VAN LENNEP