nen, want men 'verhoogt de onmaatschappelijkheid door meer ruimte te
geven'. Hadden de bewoners eenmaal een tuin, dan zouden ze vervolgens
een achteruitgang eisen voor hun fietsen, en dan kwamen er overal don
kere hoekjes. Een volgende rondleiding doorbrak de discussie: er was
genoeg ruimte voor tuinen, zag de burgemeester. De achterramen moes
ten echt worden vergroot, was het bijna unanieme oordeel. Alleen de
directeur van het Woningbedrijf bleef tegen: de bedden kwamen dan
onder een te groot raam te staan.
Pas twee jaar later, in 1956, werden de achtergevels geopend, en kre-
-126- gen de bewoners hun achtertuintje. Het was een wanhopige poging de
nog lang niet afgeschreven bungalowtjes te redden, maar sloop bleek
onafwendbaar.
In juli 1968 schreef de directeur van de dienst Volkshuisvesting een
boze brief naar zijn collega van het bwtz. In de Wichersstraat waren her
en der illegale verbouwingen uitgevoerd en de bouwinspecteur had
gemeld niet in te zullen grijpen. De directeur van het bwtz liet weten, dat
er heel wat meer verbouwingen hadden plaats gevonden. Raampjes
waren vervangen door grote ramen, muren waren weggebroken, maar
maatregelen zou hij niet nemen. Het waren namelijk verbouwingen die
krachtens de bouwverordening min of meer werden voorgeschreven. En
wat had de directeur Volkshuisvesting willen doen om alles weer te laten
herstellen? Politiedwang? Dat kon hij vergeten. Ook van b en w of van
de strafrechter hoefde hij niets te verwachten. Het standpunt van bwtz
moet gauw bekend zijn geworden in de straat: de dienst werd over
stroomd met verzoeken om raampartijen te mogen wijzigen, die allemaal
werden gehonoreerd. Maar op 10 november 1970 werd bij een vergunning
geschreven: 'werk niet uitgevoerd, woningen worden gesloopt'. De Stich
ting had toen al de facto het loodje gelegd.
Directeur Brongersma
De Stichting had vanaf het begin kritiek gehad op de wijk, kritiek omdat
de inzichten over onmaatschappelijkheid in de loop der tijd waren ver
anderd. Niet langer stond het huis en het leren wonen (en vooral het op
tijd huur betalen) centraal, maar het hele gedrag van de bewoners. De
woninginspectrices moesten zich van maatschappelijk werk onthouden.
Hun methodieken waren verouderd en hun band met de huisbaas stond
te veel op de voorgrond.
Het woningbedrijf werkte volgens de burgemeester te veel vanuit een
pessimistische visie. Het zag in de bewoners onverbeterlijke onmaat-
schappelijken die zoveel mogelijk ingeperkt moesten worden in hun
Haerlem Jaarboek 2002