Wetenschappelijke planning Vanaf het begin werd geprobeerd het maatschappelijk buurtwerk weten schappelijk te onderbouwen. In 1955 werd het Nederlands Economisch Instituut al gevraagd om een eerste verkenning te doen. Het nei sprok kelde vooral statistische gemeentelijke gegevens bij elkaar en stelde vast dat de problemen in de wijk niet zozeer het gevolg waren van onmaat schappelijkheid, maar verklaard moesten worden uit het lage gemiddelde inkomen. Gemeente en Stichting waren niet blij met deze conclusies. -132- Pater Duynstee wees op het gevaar, dat 'niet sociologisch-geschoolde betrokkenen en belanghebbenden', waarmee vooral op het Woning bedrijf werd gedoeld, misbruik zouden maken van de gegevens. Het rap port verdween in een diepe la. Voor 'beter' onderzoek werden gerenommeerde sociologen als Van Doorn, Milikowski, Van Heek en Groenman benaderd. Het hiervoor opgevoerde begrotingsbedrag van 10.000 gulden wees de gemeenteraad echter af. Die wilde en kreeg voor dat geld een sociografie van de hele stad, uitgevoerd door Groenman. De stichting vroeg daarop aan de stu dent sociologie Radema om een deelstudie te maken. Deze dook in de geschiedenis, analyseerde het statistisch materiaal en ging 's avonds aan de rand van de wijk staan om de contacten van de bewoners met de bui tenwereld te turven. Zijn rapport bleef in de conceptfase steken. De sociale planning in de wijk zelf dwong tot betere criteria en uitge breide dossiers per gezin. De maatschappelijk werksters moesten de gege vens verzamelen over het gedrag van ieder gezin en ieder gezinslid, over de contacten met andere instanties, maar ook over het aantal geleende biljartboeken. De verwerking van de gegevens, ook nodig om de subsidiegevers te overtuigen van het nut van het werk, vond plaats in het stafbureau De staf groeide dan ook snel. In i960 werd een sociaal administratrice aan gesteld, die de gezinsdossiers bij moest houden. Deze voor iedere mede werker toegankelijke dossiers bestonden uit een 'wordingsgeschiedenis' van het gezin met daarbij de biografieën van de man en de vrouw, en de huidige situatie wat betreft arbeid, gezinseconomie, onderlinge verhou dingen, vrijetijdsbesteding, godsdienst en de beleving daarvan en de rela tie met de buitenwereld. Van elk gezinslid werden gegevens over intelli gentie, emotionaliteit, gezondheid en arbeidsmarktperspectieven geboek staafd. Van iedere bemoeiing moesten de werkers middels in drievoud opgestelde rapporten verslag doen; ze werden verwerkt in een 'gezins journaal'. De stichting was aanvankelijk trots op deze methode, die beter zou Haerlem Jaarboek 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 134