'In antwoord op Uw schrijven van 30 November deel ik U mede, dat voor de instandhouding eener r.ic. Openbre Leeszaal een speciale vereeniging moet worden opgericht. Ik zend U daarvoor separaat de statuten van de leeszaal alhier, waarin U een handleiding heeft. Het voornaamste is de kosten. Inliggend vindt U de rijkssubsidie regeling. Ik weet niet hoeveel inwoners en hoeveel katholieken Uwe gemeente heeft. Indien U mij dit opgeeft kan worden medegedeeld hoeveel subsidie U van het rijk kunt verwachten en hoeveel de gemeente minstens moet geven. In verband daarmede kan ik U dan -142- een begrooting opmaken door U aangevuld wegens plaatselijke omstandigheden als huur enz. Voor eerste inrichting hebt U ook geld noodig. U moet met een hoe veelheid boeken kunnen beginnen. Er is misschien een bestaande bibliotheek over te nemen? Anders zult U een klein kapitaaltje bij een moeten brengen.' Van der Putt verwijst in deze brief naar de nieuwe subsidieregeling voor openbare leeszalen en bibliotheken van minister dr. J.Th. de Visser van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Vanaf 1921 wordt de hoogte van de rijkssubsidie vastgesteld op grond van het aantal inwoners van een gemeente en geldt ze niet als supplement op eerst te verwerven particu liere bijdragen. Voor de algemene openbare leeszalen en bibliotheken telt daarbij het totale inwonertal, voor de rooms-katholieke het aantal katho lieke inwoners van een gemeente. Dat biedt perspectief. Haarlem heeft in 1920 ruim 77.000 inwoners, onder wie bijna 30.000 rooms-katholieken. Nederland telt in 1920 negentien rooms-katholieke openbare leeszalen en bibliotheken. De eerste is in 1913 te Amersfoort opengesteld. Het katholieke volksdeel streeft naar eigen leeszalen en bibliotheken uit vrees voor de negatieve invloed van 'neutrale' instellingen, waar immers ook socialistische dagbladen als Het Volk ter inzage liggen en 'zedeloze' romans als De kleine republiek van Lodewijk van Deyssel worden uitge leend. Daarnaast bestaat er een specifiek katholieke visie op lezen en bibliotheekwerk, die inhoudt dat begeleiding van lezers geboden is. De eerbiedwaardige Haarlemse stadsbibliotheek aan het Prinsenhof (anno 1596), die zich vanouds met name op de deftige en gezeten burgers richt, is in 1920 midden in een moderniseringsproces tot openbare lees zaal en bibliotheek verwikkeld. De vier Haarlemse St.-Vincentius- bibliotheken worden vooral bezocht door het 'gewone volk' en hebben ontwikkelde katholieken weinig te bieden. De omstandigheden lijken rijp voor de oprichting van een leeszaal en bibliotheek voor het rooms-katho lieke deel van de Haarlemse bevolking. Haerlem Jaarboek 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 144