voorzitter van het bestuur, houdt een toespraak waarin hij ingaat op de
ontstaansgeschiedenis van de r.k. Openbare Leeszaal en Bibliotheek. Het
nieuwe onderkomen biedt aanzienlijk meer ruimte dan de oude locatie
met haar twee zalen: op de begane grond een kranten- en tijdschriften
zaal en een afzonderlijke uitleenbibliotheek die door een trap in verbin
ding staat met het magazijn, een verdieping hoger. Verder zijn er bene
den nog een zaal voor het houden van lezingen en tentoonstellingen en
het kantoor van de directeur. Op de eerste verdieping bevindt zich de stu
diezaal, waar ter gelegenheid van de opening een Vondel-tentoonstelling
is ingericht.
De censor
Vanaf het begin van de r.k. Openbare Leeszaal en Bibliotheek bekleedt
L.J. Boogmans, pastoor van de parochie St.-Jan de Doper, de functie van
censor. In de statuten was opgenomen wat zijn taak was: 'De censor
beoordeelt of eene courant, boek of tijdschrift in de leeszaal en biblio
theek kan worden toegelaten.' In de praktijk werd hier echter niet streng
de hand aan gehouden, zoals blijkt uit een brief die Boogmans begin 1930
schrijft aan de voorzitter van het bestuur Weustink:
'Toen ik gisterenavond in Uw tegenwoordigheid den Heer Directeur
van de Leeszaal opmerkzaam maakte, dat er weer boeken aanwezig
waren, die ik niet had goedgekeurd, heeft dit bij hem tot een uitbar
sting geleid, waarvoor ik stil heb plaats gemaakt. Dit is mij thans een
aanleiding om het bestuur van de Leeszaal te verzoeken de
Bisschoppelijke censuur te handhaven. Nu de Directeur gisteren
avond verklaarde recht te hebben katholieke boeken buiten mij om
in de leeszaal te brengen, zou ik met mijn plichten in conflict komen,
als ik nog langer den bestaanden toestand zou dulden. Alle boeken
moeten vóór zij in de leeszaal verschijnen aan mijn oordeel onder
worpen worden, waarbij de Directeur voorlichting moet geven en bij
het samenstellen van den nieuwe catalogus moet ook de rubriceering
in A. B. en C. boeken door mij worden goedgekeurd. Daar ik, als
censor, geen deel van het Bestuur uitmaak, komt mij ook over den
Directeur geen zeggingschap toe en kan ik niet anders doen dan mij
wenden tot het Bestuur. Ik wil het geval niet moeilijker maken, dan
het reeds is, maar mijn positie brengt toch niet mee in het openbaar
door den Directeur gekapitteld te worden.'
De rubricering waar Boogmans aan refereert, is het zogeheten drieklas-
MAARTEN BROCK