Het hoogtepunt van de brouwnijverheid in Haarlem tijdens de vijf tiende eeuw viel in de periode van 1430 tot 1443. In de tweede helft van deze eeuw liep de productie sterk terug. Dit was voornamelijk het resul taat van een tekort aan grondstoffen. Aanvankelijk nam alleen de pro ductie van exportbier af, vanaf de jaren tachtig ook die van het bier bestemd voor stedelijke consumptie. Dit laatste kwam door de grote schaarste aan graan dat door onlusten in de Zuidelijke Nederlanden niet meer uit Frankrijk aangevoerd kon worden. De prijzen voor levensmid delen, waarvan graan een groot bestanddeel vormde, bleven jarenlang op een zeer hoog niveau. Tevens werden de accijnzen op bier verdubbeld omdat de stad, door opleving van de oorlogen en boerenopstanden in Holland, in financiële nood was gekomen. Pas aan het einde van de vijf tiende en het begin van de zestiende eeuw begon men weer meer te pro duceren. Dit was enerzijds het gevolg van hernieuwde handelsrelaties met Noord-Frankrijk, anderzijds van vermeerdering van de koopkracht en geleidelijke groei van de stedelijke bevolking. Gedurende de zestiende eeuw kwam de gemiddelde totale productie in grote mate overeen met die van de vijftiende eeuw. Een belangrijk ver schil is echter dat er steeds minder brouwerijen overbleven. In de vijf tiende eeuw brouwde men gemiddeld eenmaal per twee weken, in de zes tiende eeuw elke week. De grotere brouwerijen overleefden de kleinere. Meerdere factoren vormden hier de oorzaak van. Een daarvan was de hoogte van de belasting op het brouwen. Het bedrag aan brouwgeld dat moest worden afgedragen aan de fiscus was vaak zelfs hoger dan de uit eindelijke winst.14' Indien men niet genoeg kon produceren bleef er ook niet genoeg over om van te leven. Schaalvergroting van de kleinere brou werijen was voor veel brouwers geen haalbare zaak. Zij hadden niet genoeg bedrijfskapitaal om een groter pand te kopen waar meer en gro tere brouwinstallaties in pasten. Een reden voor de afname van het aantal kleine brouwerijen die pro duceerden ten behoeve van de stedelijke consumptie, werd gevormd door problemen met de debiteuren. De brouwers leverden in de stad bier aan twee soorten afnemers: thuisgebruikers en tappers. De thuisgebruikers betaalden de brouwer bij levering, maar de tappers kregen bier op kre diet. Het was de brouwers niet toegestaan aan anderen bier te leveren dan aan degenen met wie zij een overeenkomst hadden. Het bleek her haaldelijk voor te komen dat de tappers hun betalingsverplichtingen niet nakwamen. Voor de grote brouwerijen was dit uiteraard vervelend, maar voor de kleine brouwers betekende het vaak het einde van hun bedrijf. Zij konden immers geen grondstoffen meer inkopen en hun personeel niet meer uitbetalen. De plaatsen die door het verdwijnen van de faillie- Haerlem Jaarboek 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 16