ken halen. Deze zogeheten 'open uitlening' is enkele jaren eerder ook in
de bibliotheek aan de Nieuwe Gracht ingevoerd. Het jaarverslag over
1958 meldt:
'Aan de invoering van de open boekerij was voorts moreel risico ver
bonden. Vorming tot zelfstandigheid is echter een eis van heden en
toekomst. Vandaar dat het niet slechts verantwoord, doch wenselijk
was risico te nemen terwille van het algemeen ideaal: lezer en boek
dichter bij elkaar te brengen. In verband met dit alles heeft het
Bestuur b.g.v. de ingebruikstelling van de open bibliotheek zich
d.m.v. een circulaire tot de lezers gewend, waarin gewezen werd op
de grotere persoonlijke verantwoordelijkheid van de lezer.'
Het 40-jarig jubileum
In 1961 viert de r.k. Openbare Leeszaal en Bibliotheek het 40-jarig
bestaan. De instelling telt dan 1710 leden en 1590 jeugdleden. Het jubileum
wordt luister bijgezet met een tentoonstelling van bijbelvertalingen sinds
het herstel van de katholieke hiërarchie in 1853.
De Utrechtse hoogleraar wijsbegeerte prof.dr. R.C. Kwant, tevens lid
van de orde der augustijnen, houdt op de officiële viering van het jubi
leum in november een lezing in de Renaissancezaal van het Frans
Halsmuseum over 'mensontplooiing en woordcultuur'. Hij spreekt ook
over de opmars van het pocketboek. Hij staat daar positief tegenover
omdat wetenschap en leescultuur op die manier geen privileges meer van
enkelen zullen zijn. Volgens Kwant is het moeilijk een prognose te geven
over de betekenis die het pocketboek in de toekomst zal hebben voor de
leeszalen en bibliotheken. 'Men kan de ontwikkeling van het pocketboek
beschouwen als een revolutionair feit. Het is mogelijk, dat daardoor het
fenomeen schaarste zal verdwijnen en dan zal ook het voorzieningsinsti
tuut, dat openbare bibliotheek heet, verdwijnen.'
Ook voorzitter P.M. Tordoir neemt het woord bij deze gelegenheid.
Hij gaat in op de samenwerking tussen katholieken en andersdenkenden:
'De periode waarin de confessionele groeperingen al hun energie en
strijdlust hebben ingezet om hun eigen waarden te beschermen en
zelfstandige posities in het culturele en sociale leven in te nemen,
kunnen wij als geëindigd beschouwen. De tendens tekent zich nu
allerwegen af, om in plaats van het streven naar posities in goed
beveiligde zuilen - het "er te zijn" - nu de aandacht te richten op een
verantwoord "samen zijn" met andersdenkenden, hetgeen wezenlijk
Haerlem Jaarboek 2002