In 1887 wordt het huis gebruikt door de inrichting voor verpleging van zenuwlijderessen. Daarmee gaat het eens rijke patriciërshuis een nieuw tijdperk in en verdwijnt de woonfunctie voorgoed, zoals dat met zoveel panden aan de Nieuwe Gracht is gebeurd. In 1897 vestigt zich hier het kadaster. Voor de noodzakelijke uitbreiding werd in 1915 een nieuw kan toorgebouw opgericht in de eens zo fraaie tuin van Romeyn de Hooghe. De opstallen aan de zijde van de Ridderstraat horen dan al niet meer bij Nieuwe Gracht 13. Het Kadaster blijft er tot 1973 en verhuist dan naar Amsterdam. Daarna maakt de Rijksgeologische Dienst gebruik van het huis, tot zij naar een nieuw gebouw elders in de stad verhuisde. Daarna -233- stond het pand enkele jaren leeg en was het in bezit van de gemeente Haarlem. Dit jaar kwam een ingrijpende verbouwing tot kantoorruimte tot stand naar ontwerp van architect R.P.J. Toornend. Omstreeks 1990 ademde het huis allang niet meer de sfeer van een voornaam patriciërshuis. Veel van de inrichting was in de loop van de vorige eeuw verdwenen en de drie afzonderlijke kappen waren ingrijpend gewijzigd. De voor- en achtergevel waren nog goed geconserveerd. Met name in het midden van de achttiende eeuw onderging het pand de belangrijkste wijzigingen. Deze zijn vooral nog zichtbaar in de voor- en achtergevel, de begane grond met de centrale gang en het trappenhuis. Vooral dat laatste onderdeel wekt verbazing. Bij de vertrouwde indeling van achttiende-eeuwse patriciërshuizen ligt de gang centraal en is ergens in het midden het trappenhuis geplaatst. De belangrijkste vertrekken op de bel-etage en de verdiepingen daarboven zijn dan aan beide zijden van de centrale gang aan de straatzijde gesitueerd. Aan de Nieuwe Gracht 13 is dat dus niet het geval. Het trappenhuis is hier direct achter de voorge vel aan de rechterzijde. Het voordeel daarvan is dat het trappenhuis dag licht heeft. Voor de indeling van het huis zelf is het echter zeer nadelig. De twee vensters rechts van de middenpartij herbergen op alle verdie pingen het trappenhuis en een kleine zijkamer. Hoe en wanneer dit is ontstaan en waarom is afgeweken van het ge bruikelijk stramien is niet meer te achterhalen. Naar alle waarschijnlijk heid heeft het trappenhuis zich altijd op deze plaats bevonden. Wellicht had Romeyn de Hooghe daar de hand in. Toen het huis in de jaren der tig van de achttiende eeuw en daaropvolgend ingrijpend verbouwd en uit gebreid werd bleef het trappenhuis op dezelfde plaats. Wijziging van de plattegronden zou veel te ingrijpend zijn geweest. Volgens de toen heers ende mode werden aan de achtergevel twee kleinere vleugels uitgebouwd ten behoeve van toiletruimte. Hier waren ook de trappen voor het per soneel. Beide uitbouwtjes verdwenen toen het Kadaster het huis in gebruik nam. Bij het herstel van afgelopen jaar werd voorgesteld een cen- MONUMENTENZORG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 235