ten en bezwaarschriften die aan het stadsbestuur waren gericht werden ook altijd door de vinders mede ondertekend. De individuele brouwers bezaten wel macht binnen het stadsbestuur, tijdens nagenoeg alle jaren waren zij als burgemeester of schepen vertegenwoordigd.44' Vrouwen aan het hoofd van een bedrijf Na een periode van relatieve vrijheid voor de vrouw werd aan het eind van de Middeleeuwen in West-Europa de verhouding tussen echtgenoten bepaald door een nieuwe burgerlijke ideologie. Deze droeg het beeld uit van de deugdzame huisvrouw die leefde om het gezin te verzorgen, eco nomisch afhankelijk was en zich niet bezighield met het functioneren van het bedrijf van haar man.45) Het hier geschetste beeld komt echter niet overeen met de situatie van de brouwers in Haarlem in de eerste helft van de zestiende eeuw. In deze stad waren er in 1518 81 brouwers actief. Tien van deze brouwers waren vrouwen. De vrouwen vormden slechts 12,3 procent van het totaal. In 1552 waren er nog maar 41 brouwers overgeble ven. Hoewel er in dit jaar maar 12 brouwsters actief waren, was hun aan tal relatief met meer dan honderd procent toegenomen tot 29,3 procent. Gedurende de periode van 1518 tot en met 1552, waarbij de jaren 1519 en '539"'547 bij gebrek aan gegevens buiten beschouwing zijn gelaten, telde Haarlem in totaal 210 geregistreerde brouwers. Van hen waren er 20,5 procent vrouw, oftewel 43 personen. In Haarlem daalde de productie gedurende de eerste helft van de zes tiende eeuw veel minder snel dan het aantal brouwers, dat tussen 1518 en J552 gehalveerd was. Dit betekende dat de individuele brouwers hun pro ductie gemiddeld flink hebben moeten opvoeren. Omdat het aantal brouwsters relatief met meer dan honderd procent was toegenomen is het waarschijnlijk dat ook zij een aandeel hebben gehad in de productiever meerdering. In de tabel is onder andere aangegeven hoeveel de gemid delde productie per brouwer in het betreffende jaar bedroeg en welk deel de brouwsters daarvan voor hun rekening hebben genomen. Tot ongeveer 1530 brouwden de vrouwen meer dan gemiddeld. Na 1530 nam dit af, al wisselde het percentage nogal eens per jaar. De vrouwen deden over de gehele periode niet veel onder voor de mannen. Er waren zelfs enkele vrouwen die eigenaar waren van zeer grote brouwerijen. De eigenaressen van de grootste brouwerijen waren tevens degenen die het het langst volhielden. Het is echter niet met zekerheid te stellen dat de kleinere brouwsters stopten omdat zij failliet gingen. De meeste brouw sters waren weduwen, en het is niet bekend op welke leeftijd zij weduwe waren geworden. Het is dus zeer wel mogelijk dat een aantal van hen bin- Haerlem Jaarboek 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 24