of hoe heet dat bij de doden? Zijn geboortedag. Ook dat is dus veranderd. De gedachte verschuift onwillekeurig naar Lennaerts verjaardag van een jaar (of is het al weer twee jaar?) geleden in Het Wapen van Bakenes. Lennaert had op de kop van de bar gezeten. Het was nog vroeg en er had zich nog vrijwel niemand voor de jarige gemeld. Nijgh voelde zich oud en mokte. Wie komen er, werd hem gevraagd. 'Ja, weet ik dat', had hij licht narrig geantwoord. 'Komt Astrid?' Lennaert: 'Weet ik ook niet. Die deed weer eens moeilijk. Over waar deze kroeg was. In de hoerenbuurt... leek haar vreselijk eng.' Tot Lennaerts stomme verbazing barstten zijn toe- -264- hoorders prompt in lachen uit. Het duurde even eer bij de jarige het kwartje viel. Zijn ex-vrouw Astrid Nijgh, zangeres van 'Ik doe wat ik doe', bang voor deze lieve Haarlemse hoerenbuurt! Wat een mop! Het num mer dat haar beroemd maakte, was zo'n beetje hier om de hoek geschre ven. De narrigheid was meteen verdwenen. Astrid kwam uiteindelijk natuurlijk ook en er werd die avond gedronken, gelachen en gezongen - van alles véél. Lennaert is nu dood en dat is en blijft een vreemd en onwerkelijk idee, ook al is het nu alweer bijna twee maanden geleden dat hij in zijn laatste rustplaats werd gelegd. De stad is stil zonder hem. In zijn vaste cafés - d'Oude Floryn, Het Wapen, Koops - wordt een geliefde bezoeker gemist. Goede bekenden kenden zijn rondje en wisten op welk tijdstip ze hem waar konden vinden. Dat was een mooi en vertrouwd iets. Een gekoes terde vaste waarde. Zijn stamcafés, dat waren Lennaerts huiskamers. Hij dronk er zijn beerenburg, liefst van Weduwe Joustra, bedacht er zijn columns voor het Haarlems Dagblad, zat er - als het zo uitkwam - op zijn praatstoel of bezag zwijgend het tafereel om hem heen en dacht na. Al te lawaaierig moest het in zijn huiskamers niet worden. Muziek werd gedoogd, maar dan niet al te hard graag. Een mens moest zichzelf kunnen verstaan. Of in ieder geval zichzelf kunnen horen denken. Verder was goed licht een vereiste. Want ook de krant moest er kunnen worden gespeld. Lennaert at kranten. Ook dat was een gewoonte. In die vaste kroegen kijkt er nu soms eens iemand onwillekeurig naar de deur. Voor even verwachtingsvol. Het blijft onwennig. Terwijl de taxi de rotonde van het Valkenburgerplein opdraait en zijn eindbestemming dus bijna is genaderd, zingen Acda en De Munnik op de radio een weemoedig maar niet onvrolijk liedje: 'Ren Lenny Ren'. Wat dat nou weer heeft te betekenen...? Het was daarnet trouwens niet eens zo gek, dat de taxichauffeur niet verrast reageerde op de ongewone aanduiding van de bestemming van het groepje. Taxi Adriaan was jarenlang Lennaerts vaste vervoerder tus- Haerlem Jaarboek 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 266