zonen of kleinzonen die belangrijke functies vervulden binnen de stad.
Zij zaten in de vroedschap en waren regenten van liefdadige instellingen
als het Elisabeth Gasthuis en het Leprooshuis. Ook andere brouwsters
kwamen uit patriciaatsfamilies. In ieder geval waren acht van de 31 wedu
wen getrouwd geweest met een lid van de vroedschap of hadden een
zoon die een belangrijke openbare functie vervulde.64' In Haarlem leid
den vier van deze vrouwen een groot bedrijf, drie vrouwen een klein
bedrijf en één vrouw een brouwerij met een gemiddelde productieom-
vang. Met name bij de grote brouwsters rijst de vraag waarom zij het
-30- bedrijf voortzetten na het overlijden van hun man. Behalve van Maritgen
Joost Jan Eefszoon weduwe 65) is van de eigenaressen van de grote brou
werijen bekend dat zij welgesteld waren. Aechte Ruychaver bezat meer
dere panden die zij verhuurde. Haar man evenals haar zoons waren eige
naren van grote, goedlopende brouwerijen en bekleedden regenten- en
schepenfuncties in de stad Haarlem.66' Ook Katryn Velserman verhuurde
een aantal panden en haar zoon en kleinzoon behoorden tot de bestuur
ders van de stad.67' Van Katryn Blanckerts is bekend dat haar man kerk
meester en haar zoon schepen van Haarlem was. Tevens bezat zij vier
panden waarvan zij er een als woonhuis en brouwerij zelf gebruikte. De
andere drie werden verhuurd.68'
De noodzaak om het bedrijf voort te zetten teneinde in hun levenson
derhoud te kunnen voorzien ontbrak voor de bovenstaande drie brouw
sters waarschijnlijk. Bovendien brouwden zij gedurende een zeer lange
periode. Er zijn verschillende redenen denkbaar waarom deze vrouwen
het grootste deel van hun leven als brouwster doorbrachten zonder dat
het strikt noodzakelijk was. Ten eerste waren zij waarschijnlijk jong
weduwe geworden en hadden nog geen volwassen kinderen die het
bedrijf zouden kunnen voortzetten. Het lidmaatschap van het gilde bleef
nu bovendien voor het gezin behouden en kon op ieder gewenst moment
op een getrouwd kind overgedragen worden. Ten tweede kregen de
zoons de kans zich op andere gebieden te ontplooien en te bekwamen,
zolang hun moeder de brouwerij veiligstelde. Sommige van hen namen
na verloop van tijd het bedrijf over of begonnen een eigen brouwerij. Ten
derde behielden de vrouwen hun nut en functie in de maatschappij. Het
beroep van brouwer verschafte de vrouwen status. Zij werden serieus
genomen door hun vakgenoten, en het succes van een grote brouwerij
waarover zij de leiding hadden straalde ook op hen af. Als laatste is het
mogelijk dat deze vrouwen aan het hoofd stonden van het 'moederbe
drijf van de familie. Andere familieleden met een eigen brouwerij konden
deze gewoon behouden indien de weduwe van de brouwer het bedrijf
voortzette. Zij hoefden niet in het bedrijf van hun overleden broer of
Haerlem Jaarboek 2002