eeuwen vrouwelijke brouwers. Op deze plaats zal gekeken worden naar
de positie van bierbrouwsters in Engeland, in de vijftiende en zestiende
eeuw.
In de eerste helft van de zestiende eeuw nam het relatieve aantal
brouwsters in Haarlem toe. De meeste van hen waren weduwen die het
bedrijf van hun overleden echtgenoot voortzetten. Zij stonden aan het
hoofd van grote of middelgrote bedrijven en brouwden op regelmatige
basis. In dezelfde periode verdwenen de vrouwen in Engeland bijna
geheel uit het brouwersvak. Slechts enkele weduwen van brouwers en
een incidentele getrouwde vrouw hielden het nog vol. De aanzet voor
deze verdwijning werd gegeven in de vijftiende eeuw en was voorname
lijk het gevolg van twee factoren, waarbij de tweede factor uit de eerste
voortkwam.
Vanaf het tweede kwart van de vijftiende eeuw werd het de brouwsters
moeilijker gemaakt om te brouwen door steeds uitgebreidere regelgeving.
De overheid haalde een belangrijke bron van inkomsten uit de accijnzen
en belastingen op het Engelse bier zonder toevoeging van hop, de zoge
naamde ale. De keuren en regels die de overheid uitvaardigde troffen alle
brouwers, maar de vrouwen het meest. In de vijftiende eeuw was het nog
altijd voor een ieder mogelijk te gaan brouwen. Het was echter wel ver
plicht een vergunning aan te vragen. Degenen die de vergunningen ver
strekten waren eerder geneigd deze aan mannelijke dan aan vrouwelijke
brouwers te verlenen. Hiervoor had men drie uiteenlopende redenen.
Ten eerste vond men de vrouwelijke geest onbetrouwbaar. Vrouwen
waren van nature ongehoorzaam, ongecontroleerd en snel over te halen
tot bedrog. Mannen waren gehoorzamer en hadden hun zaken beter op
orde. Ten tweede was de juridische status van met name getrouwde vrou
wen problematisch. Omdat getrouwde vrouwen onder jurisdictie van hun
man stonden waren zij moeilijker direct van rechtswege te bestraffen. Ten
derde waren alleenstaande brouwsters meestal veel armer dan hun man
nelijke collega's. Wanneer zij een overtreding begaan hadden en een
boete kregen opgelegd waren zij minder vaak in de gelegenheid deze te
betalen.77'
Hoewel het slechte beeld van vrouwen voor het grootste deel op voor
oordelen berustte zat er evenwel een kern van waarheid in. Vrouwen
werden voor dezelfde arbeid minder betaald dan mannen. Waar manne
lijke gezellen, bedienden en knechten door middel van het loon in hun
onderhoud konden voorzien, was het voor alleenstaande vrouwen meest
al niet genoeg om van te leven. Zij zochten naar aanvullende middelen.
Helaas was dit meestal niet op een geheel legale manier te realiseren,
waardoor zij hun toevlucht namen tot diefstal, heling of prostitutie.78' Het
Haerlem Jaarboek 2002