Na de inlijving in het Franse Keizerrijk werd eerst de locale recht spraak gereorganiseerd en werden de aloude Hollandse juridische instan ties opgeheven. In 1811 kreeg Johannes daardoor een nieuwe functie als plaatsvervangend rechter van de rechtbank in eerste aanleg. Hij werd lid van de Municipale raad en samen met Bernard, Scholting en Wickevoort Crommelin was hij belast met het 'opmaken en toelichten' van de stede lijke begroting. Veel effect had dit in de versomberende tijden niet, want de Franse intendant blokkeerde de uitgaven voor de stad. Haarlem bereikte in die dagen het dieptepunt in zijn inwonertal. Vanaf een eerder dieptepunt van 21.000 zakte het aantal verder tot een dramatisch 17.000. Er werden zelfs huizen in de stad gesloopt. In 1811 bezocht keizer Napoleon Haarlem. Gezien het feit dat de late re rol van Johannes in bij de 'bevrijding' in 1813 zo gemythologiseerd is, is zijn prominente optreden bij die ontvangst vol historische ironie. Zijn aantekeningen over het bezoek zijn afgedrukt in de Opregte Haarlemsche Courant honderd jaar na het Napoleon bezoek.2^ De observaties van Johannes zijn grappig om te lezen - hoe bijvoorbeeld Van Marum 'nog meer verward dan gewoonlijk' tijdens het bezoek aan Teylers niet opge wassen is tegen de kritiek van de Keizer over het betwijfelde nut van deze instelling. Of de hulpeloosheid van enkele vroeg negentiende-eeuwse Haarlemse bloemenmeisjes - ondanks de onderwijzing door 'de deftigste bejaarde dames' van de stad - tegenover een 'koele', ongeïnteresseerde Keizerin. Johannes presenteert bij Welgelegen de wat armoedige in 'nationale garde' omgedoopte Haarlemse schutterij aan de man die op dat moment nog Europa beheerste en op het toppunt van zijn macht was. Een paar korte militaire frases volgen: 'Eh bien mr. Le commandant, con- naissez vous l'école de pelotton!' Het antwoord was: 'mais oui Sire, même tant soit peu l'école de pelotton.' Vervolgens: 'c'est bien; Avez vous servi? - Jamais Sire ailleurs que dans la garde nationale.'26' Wat was Johannes' positie in de nadagen van de Franse Tijd? In het voorlaatste jaar was hij naast Bernard en Gildemeester tot vice-maire van de Maire Barnaart benoemd. Hij bleef bevelhebber van de verweesde schutterij. In zijn bestuursfunctie was hij belast met (Franse) garnizoens zaken en gevangenissen. Ook hier bestaat een nog onbekende continuï teit met zijn vader: Johannes 11 was gedurende zijn ambtstijd voorzitter geweest van het 'Committee ter verzorging van het Fransche Guarnisoen'. Vaak moest hij onderhandelen wegens problemen tussen de Franse militairen en de Haarlemse bevolking in de eerste jaren na 1795. In tegenstelling tot zijn vader zag de zoon een Franse macht waarover de schaduw van het debacle van de Russische veldtocht was gevallen. Vanaf die tijd, zo stelt hij in zijn herinneringen, was hij gericht op het vertrek FRANS WILLEM LANTINK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2002 | | pagina 75