-99-
Aanleg van de Zeeweg tijdens grondwerkzaamheden, 1919. (avk, coll.
Bloemendaal)
Bij de rondvraag in de eerstvolgende zitting van de raad meende Jaco-
metti, in navolging van de Zeewegcommissie, dat de route in het gewij
zigde wetsontwerp slechts in het belang van andere gemeenten als Haar
lem zou zijn. Bovendien zou als gevolg van de treinverbinding het zuide
lijke traject in belang afnemen. En dat terwijl juist vanuit de kern Bloe
mendaal geen route naar deze badplaats voerde, 'of men zou eerst naar
Overveen moeten lopen'. Omdat men in de Tweede Kamer meende dat
de op handen zijnde annexatie van grote gebiedsdelen van Bloemendaal
door Haarlem toch wel zou doorgaan, konden sommigen er niet mee
instemmen dat de 'achterblijvers' in de gemeente in de kosten van dat
tracé moesten delen.8)
In de daaropvolgende verkiezingscampagne voor de gemeenteraad
ging het zelfs om de leuze 'voor of tegen de Zeeweg'. Het niet aanleggen
van de weg werd gebruikt als argument in de strijd tegen het annexatie-
spook. Door de annexatieplannen ontstond overigens een reëel gevaar
dat een derde de eigendomsrechten van de duingebieden zou verkrijgen.
Maar tijdens een openbare bijeenkomst van vereniging Bloemendaal's
Bloei, op 8 juli 1918 in het plaatselijke hotel Vreeburg, werd een motie van
instemming tot spoedige aanleg aanvaard.
De onteigening werd bij Wet van 26 juli 1918 Staatsblad nr. 498) gere
geld en de betrokken gebiedsdelen in het Koninklijk Besluit van 21 augus-
HENRI SPIJKERMAN