waar zij op 12 februari 1943 om het leven kwamen. Nederkoorn betrok de woning van Chapon. De gijzeling Om 1 uur in de ochtend van 2 februari berichtte de Duitse politie aan de Haarlemse dat om 10.00 uur tien agenten bij de strafgevangenis moesten zijn en dat van 9.45 uur tot 10.45 uur elk verkeer op de wegen van de gevangenis naar het station verboden was. Deze straten moesten worden afgezet om een ongestoord transport van de gijzelaars mogelijk te maken. -125- De gehele ochtenddienst van de politie werd hiervoor ingezet. De gijze laars liepen naar het station. Ondanks de afzetting werden ze daar opge wacht door familieleden en was op afstand groeten mogelijk. Ook wer den brood en rookartikelen meegegeven tot de politie het perron met familie ontruimde. De gijzelaars reisden per trein af naar het kamp te Vught. De meeste gijzelaars bleven tot medio mei 1943 in dit kamp. Enkelen werden eerder vrijgelaten omdat ze werkten bij bedrijven die opdrachten voor de Wehrmacht uitvoerden. Eén gijzelaar is wegens zijn slechte ge zondheid in het kamp overleden. De joodse dr. E. Elte werd vanuit Vught naar Westerbork overgebracht en kwam op 9 april om het leven in het vernietigingskamp Sobibor. Kunstschilder Jules Chapon, zoon van de gefusilleerde Barend Chapon, onthult het gedenkbord met namen van de tien gefusilleerden, 9-4-2003. (foto J.J.H. Pop) J.J. TEMMINCK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2003 | | pagina 127