Een feestelijk tekort
In het Haerlem Jaarboek J992 droeg ik een stukje bij getiteld 'De indu-
striepret te Haarlem. Kritische geluiden over de Haarlemse Nijverheids
feesten van 1861'. Het gigantische tekort dat de feestcommisie opdeed bij
deze feesten, werd ook besproken in de Asmodée Almanak voor 1862. In
het berijmde jaaroverzicht werd gesproken over de tentoonstelling
- 'waarmeê zooveel duiten naar de maan zijn gegaan
- Dat de heele commissie beteutert heeft gestaan,
- Om een te kort, van vier en twintig duizend poppen,
- Dat de een voor de ander niet wist te stoppen.'
De almanak bevat ook een lang gedicht 'Nijverheid-tentoonstelling-
nawee' en een karikatuur. Het gedicht begint met de oproep die gedaan
werd om alle nijverheidsprodukten naar Haarlem op te sturen. Velen vol
deden aan dat verzoek, zij het ook dat velen buitenlandse dingen 'ver
draaid, verwrongen of verlakt' als nationale produkten instuurden. Maar
dat zag men wel meer, rijmde de dichter: een vreemde boot met eigen
vlag.
'Daar was beweging en gedruisch
Langs kade en straat; het oud-stadhuis
Ontsloot zijn zalen klein en groot
Voor 't geen het nijvre Neêrland bood;
Dat was een pronk, dat was een praal,
In vestibule, gang en zaal;
Daar stond een ongeziene schat
Van allerlei, van dit en dat;
Van stoffen, ijzer, leder, hout
Juweelen, paarlen, zilver, goud;
Van nut of nood, van pronk en pracht
Door 't menschelijk vernuft bedacht.
Daar liepen heeren in het zwart,
Van d'ochtend tot den avond hard,
Het teeken aan den zwarten rok,
Dat eerbied, roem en aandacht trok;
Zij waren onvermoeid van geest,
De hoofdelingen van het feest.'
Van heinde en ver kwamen de inzenders en andere belangstellenden kij
ken en meegenieten van de flankerende activiteiten:
VARIA