heerste hier een gezellige levendigheid met vele notabelen op het voor de sociëteit gebouwde en overdekte terras. Van hieruit had men goed over zicht over de wandelende menigte die zich op zon- en feestdagen over de Dreef bewoog. Kijken en bekeken worden was het motto. De sociëteit werd op een markant punt gebouwd. De huidige Fonteinlaan bestond in die tijd uit niet meer dan een breed pad en de hele omgeving ademde een sfeer van bijna landelijke rust. De hoek Fonteinlaan en Koningin Wilhelminalaan was een uitgelezen plaats voor de bouw van een buitensociëteit. Zocher buitte de plek ook -150- volledig uit en oriënteerde het nieuwe gebouw op een as die schuin naar de Dreef was geplaatst. De latere naamgeving Dreefzicht was dan ook onvermijdelijk. Het oorspronkelijke, in neoclassicistische stijl ontworpen, gebouw van Zocher bestond in feite uit een tweelaags rechthoekig bouw volume met aan de achterzijde een eveneens tweelaagse bijna vierkante aanbouw met daaraansluitend een halfcirkelvormige éénlaagse uitbouw met balustrade. Grofweg gezegd bestond de plattegrond uit een T-vorm. Het hoofdvolume had twee bouwlagen van ongelijke hoogte, waarvan de begane grond de hoogste was. De buitengevels waren met pilasters geleed met daartussen de vensters; op de begane grond hoge zesruitvensters met daarboven op de verdieping kleine stolpramen. In totaal waren zo in de noordgevel zeven vensterassen, in de zijgevels elk drie. Het hoofdvolume was strikt symmetrisch van opzet en volgens de klassieke regels opgebouwd met doorlopende pilasters over beide bouw lagen en afgesloten met een hoofdgestel. Daarboven was aan de oost- en westzijde ter breedte van één travee een platte, blinde opbouw met daar tussen een zadeldak, vermoedelijk met pannen afgedekt. De afwerking van de bijna vierkante achterbouw is niet bekend. Alle gevels waren gepleisterd en gesausd. Ook de kleuren daarvan kennen we niet. De kapi telen tussen pilasters en hoofdgestel waren zoals later is gebleken uitge voerd in gietijzer en mogelijk van een accentkleur voorzien. Niet bekend is of vanaf het begin van de bouw een serreachtige aanbouw, meer in de vorm van een afdak, aan de noord,- oost- en westzijde aanwezig is geweest. Later is dat wel het geval en krijgt deze aanbouw een steeds per- manenter karakter. Over indeling en oorspronkelijk gebruik konden tot nu toe geen gegevens achterhaald worden. In 1859 liep de huurtermijn ten einde. Het bestuur van de Sociëteit vroeg aan b en w of zij het betreffende terrein van de gemeente konden kopen. De verfraaiingen en verbeteringen die zij de laatste jaren daar hadden aangebracht zag zij in het belang van Haarlems ingezetenen. De toenmalige Commissie van Financiën oordeelde daar anders over en achtte het ongewenst om het terrein, dat midden in de Hout gelegen was, Haerlem Jaarboek 2003

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2003 | | pagina 152