moeilijker; in dit plan is de aanbouw weder twee meter breder ont
worpen dan in het vorige. De commissie wil aannemen, dat de archi
tecten hun uiterste best hebben gedaan dit probleem op te lossen,
maar volgens haar zijn zij hierin geenszins geslaagd e.v. hiertoe niet
bij machte. Het is moeilijk om te zeggen, hoe de uitbreiding wel moet
worden ontworpen, het zal op meerdere manieren kunnen worden
opgelost, maar deze ontwerpers zagen er naar haar mening tot nu toe
geen kans toe. Volgens haar zullen er maar weinig architecten zijn,
die zich met succes van een dergelijke taak kunnen kwijten. De com
missie acht dit punt in de Hout echter zo belangrijk, dat zij onmoge- -155-
lijk haar eisen lager kan stellen. Zij adviseert U daarom, voor dit
plan, uit welstandsoverwegingen, geen bouwvergunning te verlenen.'
Aldus geschiedde en de plannen verdwenen in de prullenbak. De geplan
de uitbreiding was als een éénlaags gebouwtje ontworpen met een schild
dak overeenkomstig de uitvoering van het bestaande hoofdgebouw. Het
had dezelfde diepte als het hoofdgebouw en was daarmee verbonden met
een lager tussenlid, waarin ook de entrees aan de voor- en achterzijde
waren gedacht. Op zich geen slechte oplossing, die later wel vaker voor
het aanbouwen aan monumentale panden zou worden voorgesteld.
Overigens had Dreefzicht toen nog geen monumentale status. Voor de
ingrijpende verbouwing uit de jaren zestig werd dus alleen een wel
standsadvies gevraagd. In november 1961 berichtte de schoonheidscom
missie aan b en w dat voor de verbouwplannen een nieuwe architect was
benaderd. De Aerdenhoutse architect J. Brouwer diende een schetsont
werp in dat door deze commissie enthousiast werd ontvangen. Zo schreef
zij in de betreffende brief dat, naar de mening van de commissie, archi
tect Brouwer op lofwaardige wijze er in geslaagd was een mooie combi
natie te ontwerpen van restauratie van het historische pand en een daar
naast gebouwd dienstgebouw, die elkaar zouden versterken. Als het plan
tot uitvoering zou komen dan achtte de commissie dit een grote aanwinst
voor dit stadsdeel. De commissie stelde zelfs voor dat b en w een subsi
die zouden geven voor de werkzaamheden aan de oude buitensociëteit
en drongen erop aan dat architect Brouwer betrokken zou blijven bij de
uitvoering. Dat laatste zou later blijken geen onnodige opmerking te zijn
geweest.
Het schetsplan van Brouwer voorzag in een veel eigenzinniger uit
breiding dat opviel door de afwijkende vormgeving, materiaalgebruik en
detaillering. Opvallend is dat het schetsplan van Brouwer een veel groter
bebouwingsoppervlak voorstelde dan in het vijfde en meest uitgebreide
plan van zijn voorganger. Het was met name de volumetoename die de
MONUMENTENZORG