spronkelijke kap eveneens slooprijp werd bevonden. Dat gebeurde na een inspectie in november 1964, toen na een brand ruim een kwart gedeelte van deze kap werd verwoest. Het resterende gedeelte bleek in ernstige mate door houtworm te zijn aangetast. Men kwam tot de con clusie dat de hele kap vervangen diende te worden. Uiteindelijk is het totale hoofdvolume met één bouwlaag verhoogd met een rondomlopen- de vensterreeks. De bestaande lichtopeningen tussen de kapitelen ter hoogte van de verdieping werden vergroot en vervangen door stalen (uitzet-) ramen. Vensters werden aan de zuidzijde bijgeplaatst. Het exterieur werd op- -157- nieuw gepleisterd. Zo werd niet alleen het interieur drastisch gewijzigd maar ook grote delen van het oorspronkelijk casco. Van de oude socië teit bleef weinig meer over dan een vaag vertrouwd beeld uit het verle den. De nieuwe aanbouw, waarin keukens, magazijnen en toiletgroepen werden ondergebracht week in vorm en materiaal sterk af van het be staande gebouw. De nieuwbouw bestond in feite uit twee delen. Het meest opvallende deel is de gebogen eivorm van de keukens en magazij nen. Deze uitbreiding werd opgetrokken in een donker geglazuurde handvormsteen. Een weloverwogen keuze van de architect, die veel bij val vond bij de toenmalige schoonheidscommissie. De aansluiting op het bestaande gebouw was lager en uitgevoerd in natuursteen in blokver- band. Als materiaal werd Franse kalksteen, het zogenaamde domroy toe gepast. Dit materiaal komt niet veel voor in Nederland. De verwerking ervan kwam tussen 1914 en 1959 tot stilstand en werd ook daarna maar mondjesmaat in ons land toegepast. Dat werd mede veroorzaakt door de grote afstand om het materiaal aan te voeren (Franse Maasgebied). De ingangspartij aan de noordzijde werd afwijkend in vorm (pyloonachtig) en materiaal uitgevoerd. Het was bepaald niet de goedkoopste weg die door architect en opdrachtgever bewandeld werd. Achteraf werd deze uitbouw het meest verguisde onderdeel van Dreefzicht, mede veroorzaakt door latere wijzigingen en verwaarlozing. Toch kan dit architect Brouwer niet verweten worden. Uit al het bewaar de materiaal uit deze periode blijkt de grote mate van zorgvuldigheid van deze architect en zijn betrokkenheid bij zowel de oudbouw als bij de wij zigingen en de toevoegingen. Zo reageerde de Schoonheidscommissie in mei 1964 dat zij gaarne met de overlegde werktekeningen akkoord ging. Zij toonde grote waardering voor de serieuze uitwerking van het verbou wingsplan en voor het mooie tekenwerk. Uit de bewaard gebleven corres pondentie blijkt dat de opdrachtgever een ander idee over de samenwer king met de architect had. Het kwam zelfs zover dat b en w officieel aan drong dat de architect betrokken bleef bij de werkzaamheden, iets wat MONUMENTENZORG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2003 | | pagina 159