ning tot de officiële ingebruikname van het vernieuwde restaurant
Dreefzicht door b en w werd afgegeven.
Opvallend in het hele proces is het ontbreken van een indeling van de
verhoogde zolderverdieping. Eigenlijk is uit het uitvoerig bewaarde
bouwdossier niet goed op te maken waarom nu precies het bestaande
gebouw met een verdieping verhoogd moest worden en daarover zo mak
kelijk lijkt te zijn geoordeeld. Uit het archiefmateriaal is op te maken dat
het in eerste instantie noodzakelijk was om de verdiepingshoogte te ver
groten ten gunste van de aanwezige en te verbeteren woonruimte daar.
Deze voorzieningen hadden echter ook binnen de bestaande constructie -I59~
getroffen kunnen worden. De aap komt uit de mouw als aan het eind van
1965 opnieuw geduvel is over deze verdieping. Naar aanleiding daarvan
wordt een bouwvergunning aangevraagd. Het blijkt om het aanbrengen
van zolderkamers voor het personeel te gaan. Die zijn nog niet voldoen
de aanwezig zodat een aantal voorzieningen zoals toiletten en douches
niet getroffen waren. Het duurt tot maart 1968 eer de vergunning tot inge
bruikname van deze verdieping wordt afgegeven.
Van de toegezegde subsidie van de zijde van monumentenzorg kwam
uiteindelijk niets terecht. Alleen architect Brouwer meldt de mogelijkheid
daartoe in één van zijn eerste brieven. Een officiële bevestiging is niet
terug te vinden. Wel berichtte b en w op 16 juni 1965 de eigenaar op zijn
verzoek tot uitkering van deze subsidie dat zij dat verzoek niet zou inwil
ligen. De reden was dat bij de herbouw niet gewerkt was volgens de voor
schriften van monumentenzorg. Tijdens of voorafgaand aan het proces
vond kennelijk wel overleg met het gemeentelijk bureau monumenten
zorg plaats, b en w schrijft verder in haar brief 'De voorwaarde, dat bij de
verbouw het karakter, dat de architect Zocher aan het gebouw had gege
ven, zou worden gehandhaafd was u vooraf bekend en is door u aan
vaard.' Hieruit blijkt dat de verbouwing niet tot ieders tevredenheid was
verlopen. Dreefzicht kreeg enkele jaren later, in 1969 de officiële status
van rijksmonument. Of men bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
op de hoogte was van deze voorgeschiedenis blijkt niet uit de omschrij
ving uit die tijd. Die luidt: 'vroeg negentiende-eeuwse sociëteit in de
Haarlemmerhout, neo-klassiek laaggepleisterd paviljoen, pilasters met
kapitelen'. Deze omschrijving is nog steeds van kracht.
Opmerkelijk onderdeel van de onderhandelingen tussen de gemeente
Haarlem en Van der Valk is de grondoverdracht. Tot aan i960 bleef de
gemeente eigenaar van de grond rondom Dreefzicht. De gemeente wilde
baas blijven bij wijzigingen en inrichting van dit gedeelte van de
Haarlemmerhout. Als in 1961 het verzoek tot aankoop van het gebouw,
maar ook de grond door het concern Van der Valk in de gemeenteraad
MONUMENTENZORG