wordt besproken speelt in het algemeen de zorg om deze belangrijke plek
een grote rol in het debat. Enkele raadsleden voorzagen dat hier nare din
gen zouden kunnen gebeuren, die voor de omgeving ontsierend zouden
kunnen werken. Aan de andere kant werd een waslijst aan voorschriften
aan de verkoop verbonden, zodat men dacht dat Dreefzicht zou blijven
zoals het was en zou worden onderhouden zoals de gemeenteraad zich
dat op dat moment wenste. Ook was de lage huuropbrengst van één gul
den per jaar met een looptijd tot 1975 financieel niet erg aantrekkelijk
voor de gemeente. Bovendien verbond Van der Valk de ingrijpende ver-
-160- bouwingsplannen aan het in bezit krijgen van het gebouw. Daar was geen
discussie over mogelijk wat hen betrof. Dat met de verbouwing Dreef
zicht op een hoger plan werd getild en Haarlem in de omgeving van de
Hout er een café-restaurant van allure bij zou krijgen trok het merendeel
van de gemeenteraad over de streep. Het gebouw en ook de grond erom
heen werden dus verkocht. Zo kwam na ruim honderd jaar het Van der
Valkconcern in het bezit van zowel de voormalige buitensociëteit als het
eromheen liggend terrein. Vanaf het moment van de officiële vergunning
tot ingebruikname zou de aannemer de meest vaste bezoeker van restau
rant Dreefzicht worden. Al in 1968 diende de eerste wijziging zich aan.
Het betrof een kleine aanbouw aan de westzijde ten behoeve van de
opslag van keukenafval. Dat gebeurde in de stijl van de nieuwe uitbrei
ding, want het ontwerp werd verzorgd door architect Brouwer. In 1972 en
1978 werden opnieuw plannen tot uitbreiding ingediend. In het laatste
geval ter uitbreiding van spoelkeukens en zaalruimte. De ontwerpen
waren niet van Brouwer, maar van architect G A. Spoor uit Haarlem. Het
plan betrof twee forse uitbreidingen aan de noord- en zuidzijde, waarbij
de zorgvuldige aanpak van het uitgevoerde ontwerp van architect
Brouwer vrijwel teniet werd gedaan. De schoonheidscommissie vond dat
de nieuwe uitbreiding aan de zuidzijde te abrupt aan het oude sociëteits
gebouw aansloot en daardoor overheerste. Zij ging zelfs zover te stellen
dat de detaillering ervan weerzin opwekte. Het plan verdween in de prul
lenbak. b en w gaf in haar negatieve besluit tevens aan dat zij al in 1972
te kennen had gegeven dat in de Haarlemmerhout niet meer gebouwd
mocht worden en toename van parkeervoorzieningen niet gewenst was.
Uitgezonderd het terras aan de zuidzijde was bijna al het terrein rondom
Dreefzicht tegen die tijd helemaal in gebruik voor het parkeren van
auto's.
In het Haarlems Dagblad van 31 december 1979 uitte de toenmalige
directeur van Dreefzicht, de heer C.J. Matser, zijn onvrede over de situ
atie. In dezelfde tijd had het Van der Valkconcern grootse plannen voor
de bouw van een motelcomplex met een restaurant met een paar duizend
Haerlem Jaarboek 2003