eigen onderhoud konden voorzien kregen 35 cent per persoon per dag,
kinderen 20 cent. Door de gemeenten konden de bedragen bij de minis
ter van Binnenlandse Zaken worden gedeclareerd.
Op 3 oktober 1914 kreeg men in Haarlem te horen dat er 5000 vluch
telingen in aantocht waren. De daartoe opgerichte Haarlemse afdeling
van het Nederlandsch Comité tot steun van Belgische en andere slacht
offers begon onmiddellijk maatregelen te treffen. De zaak van de voor
zitter, de heer H. Stinis, in de Kruisstraat werd beschikbaar gesteld voor
de registratie van de vluchtelingen. Door de Haarlemse burgerij werd gul
gegeven. De Vincentiusvereniging wilde wel duizend maaltijden per dag
verzorgen. Ook het gebouw van de Rijkskweekschool aan de Leidsevaart
werd ter beschikking gesteld voor de eerste opvang, alsook kerken en
instellingen als bijvoorbeeld het Lutherse Wees- en Oudeliedenhuis aan
het Westerhoutpark.
De eerste 150 vluchtelingen arriveerden op 7 oktober in Haarlem. De
volgende dagen volgden steeds groepen van 100 a 500. Een groot deel van
hen zou in Haarlem blijven en werd niet doorgestuurd naar de randge
meenten. Het Comité wist in die tijd een kleine duizend vluchtelingen te
voeden. Een aantal werd door particulieren en andere instanties opge
vangen. Vele vluchtelingen zouden al spoedig weer naar hun land terug
keren, onder invloed van de zachte drang die door de overheid werd uit-
Belgische vluchtelingen aan het werk in de schoenmakerij, 1914. (coll.
Kennemer Atlas)
Haerlem Jaarboek 2003