geoefend. Op 31 oktober 1914 waren er 4.772 vluchtelingen in Haarlem,
een aantal dat in december al geslonken was tot 1.587, in maart 1915 nog
maar 500 bedroeg en in juni nog slechts ongeveer de helft daarvan.
Het was de vluchtelingen verboden betaalde arbeid te verrichten,
omdat daardoor werk aan Nederlanders werd ontnomen die toch 'reeds
worden gedrukt door werkeloosheid'. Bedelen langs de huizen was hele
maal uit den boze. Toch werden uitzonderingen op het verbod op betaal
de arbeid gemaakt, als het om specialistisch werk ging. Wel werd toege
staan vluchtelingen aan het werk te zetten ten behoeve van andere vluch
telingen. Enkele schoenmakers en kleermakers konden op deze manier
nuttig bezig zijn. Een gedeelte van de Rijkskweekschool werd hiertoe
ingericht.
In april 1915 waren de totale verzorgingskosten van de vluchtelingen
voor rekening van de Afdeling Haarlem van het Comité 59.000 gulden,
waarvan de regering 24.000 bijdroeg. De kosten van het onderbrengen en
onderhouden van Belgische vluchtelingen hebben maar gedeeltelijk op
de begroting van de gemeente Haarlem gedrukt. Er waren drie groepen
vluchtelingen te onderscheiden. Die van de betere stand verbleven in een
hotel of huurden een kamer bij particulieren. Zij waren niet afhankelijk
van welke steun dan ook. De tweede groep, de armlastige of gewone
vluchtelingen, kwam wel ten laste van de overheid. Zij werd zoveel mo
gelijk uit Amsterdam en omgeving geweerd en ondergebracht in interne
ringskampen in Ede en Nunspeet. De derde groep, de 'Pauvres Honteux',
bestond uit stille armen, gerespecteerde burgers die na verloop van tijd
over onvoldoende middelen beschikten om in hun levensonderhoud te
voorzien. Het voorstel van regeringswege was in 1915 de uitkering te ver
hogen naar 70 cent per dag, 50 cent voor kinderen, waarmee de minister
akkoord ging. Voor Haarlem betekende dit dat zij met dit bedrag niet als
armlastig dienden te worden beschouwd en konden blijven. Er werd
gepoogd de vluchtelingen, ondanks het arbeidsverbod, zoveel mogelijk
tot het verdienen van hun eigen kost te bewegen.
Werklozenverzekering en Steuncomité
Bij de vakverenigingen en arbeidersorganisaties waren werkloosheids-
kassen opgebouwd uit de bijdragen van de leden. Zo had de Haarlemse
afdeling van het nw in 1907 een werkloosheidskas opgericht om te voor
komen dat vakbondsleden zich bij verlies van werk bij het Armbestuur
zouden moeten vervoegen. Lijvige rapporten werden hierover gepubli
ceerd met de bedoeling de werkloosheid in de jaren voor de Eerste
Wereldoorlog onder de aandacht van de overheid te brengen. In de prak-
WIM DUBA M.M.V. TONY LINDIJER