inkomen hadden het niet gemakkelijk en de kinderen leden daar eigen lijk het meest onder, luidden enkele conclusies. De grootste zorg was het kleden van het gezin. In tal van gezinnen kon geen nieuwe kleding wor den aangeschaft. Velen aten niets anders dan regeringsbrood met een stukje komijnekaas en als middagmaal bonen en erwten, soms met wat spek en aardappelen. Vlees kwam er bijna helemaal niet op tafel. Alleen staanden en dienstboden schenen daarbij minder last te hebben van de situatie.33) Toen in de loop van 1917 na een kleine opleving de werkgelegenheid opnieuw sterk terugliep, werd de groep van behoeftigen steeds groter en steeg de sociale nood. Dit had effect op de woningen die in principe als onbewoonbaar waren afgekeurd, maar die toch grotendeels opnieuw werden betrokken. In de binnenstad werd voor een krotwoning in een slop of steeg een huur van 75 cent per week of meer gevraagd. Vrouwen probeerden iets te verdienen door naai-, stop-, en verstel werk te doen. Of zij breiden lange kousen en borstrokken tegen betaling. Een breischooltje aan huis kon wat soelaas bieden, waar voor 5 cent per kind breiles werd gegeven. Dit schrijft een tijdgenote, mevrouw A. de Jong-Luiten. De gezinnen huisden meestal in een eenkamerwoning, waar in bedsteden werd geslapen. Het fornuis stond ook in de kamer, waarop zowel de was als het eten werd gekookt. De kleren van de kinderen kwa men van de uitdragerij en hingen vaak te groot om hun lijfjes heen, zodat ze er ouder uitzagen dan ze waren. Er werd op klompen gelopen of - als er schoenen waren - op schoenen bezet met ijzeren hoefjes. Er heerste onder de kinderen Engelse ziekte, waardoor ze niet goed konden lopen. Dit gold voor de allerarmsten. 34> Volksgezondheid Onder dergelijke levensomstandigheden verwacht men dat de vitaliteit van de bevolking achteruit gaat. Het aantal huwelijken bleef nagenoeg gelijk gedurende de oorlogsjaren, evenals het aantal geboorten. Het geboortecijfer voor 1914 bedroeg 21,74 (op 1000 inwoners), voor 1918 20,4. Het aantal huwelijken was respectievelijk 7,41 en 7,68.35> Het aantal echt scheidingen nam wel toe (van 0,35 naar 0,49). Ook steeg het aantal van gevallen met besmettelijke ziektes zoals roodvonk (13 tot 15,99), difterie (4,47 tot 9,99) en tyfus (1,8 tot 5,6). De verslechtering van de algehele gezondheid van de Haarlemse be volking werd volgens de medici veroorzaakt door de verminderde fysie ke weerstand van een groot deel van de bevolking ten gevolge van onvol doende en onvolwaardige voedsel. Daarnaast werd ook gewezen op de Haerlem Jaarboek 2003

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2003 | | pagina 42