Links: Proclamatie van de Regering. (Bulletin Nieuwe Haarlemsche Courant,
13 november 1918)
dat de geweldige geestesstromingen, die het uitvloeisel zijn van deze
lange, verwoestende niets en niemand ontziende krijg, van zodanige
invloed zullen zijn op deze maatschappij. Handel en nijverheid zul
len voorlopig nog moeilijke tijden beleven, de zucht naar sociale
rechtvaardigheid, die overal baan breekt, kan bezwaarlijk tevreden
gesteld zonder offers te vragen.'
De economische opleving, in de zomer van 1919 aangevangen, duurde
nauwelijks een jaar. In het laatste kwartaal van 1920 constateerde de
Kamer van Koophandel de eerste verschijnselen van een komende crisis.
Sociale en politieke onrust heerste er in Duitsland en de verwarring ten
gevolge van het vredesverdrag verlamde het bedrijfsleven. Voor de geal
lieerden bleek het moeilijk het oorlogsproductieapparaat terug te brengen
naar het niveau van een vredeseconomie. De export liet in november 1919
al weer een daling zien, ook ten gevolge van de sterke valutaschomme
lingen. Zowel de Franse en Belgische franc als de Rijksmark waren aan
zienlijk in waarde gedaald, zodat de exporteurs van die landen gemakke
lijker dan wij konden invoeren. Duitse firma's leverden bijvoorbeeld
kant-en-klare producten tegen prijzen, die lager waren dan de koop-
waarde der grondstoffen.
Epiloog
Ook Haarlem werd tijdens de Eerste Wereldoorlog getroffen door de
stagnerende import en export, de werkloosheid (ondanks het feit dat veel
mannen onder de wapenen werden geroepen), de armoede, woningnood
en slechtere volksgezondheid, vooral gedurende de laatste twee oorlogs
jaren. Sociale onrust en heftige protestacties waren het gevolg, waaraan
een groot aantal vrouwen heeft deelgenomen. Het is de vraag in hoever
re het stadsbestuur van de Gemeente Haarlem dit alles had kunnen voor
komen en of het de toestand van de zwakkeren in de Haarlemse samen
leving voldoende heeft onderkend.
In het voorgaande is aangegeven dat de gemeente grote bedragen ter
beschikking heeft gesteld voor de extra ondersteuning van diverse hulp
verleningsinstanties. Maar ten aanzien van de goederen- en brandstof-
fendistributie was zij in hoge mate afhankelijk van de door de landelijke
overheid vastgestelde rantsoeneringsbepalingen en de daarmee nauw ver-
WIM DUBA M.M.V. TONY LINDIJER