De oplossing was een forse verhoging van het schoolgeld van de zoge
naamde buitenleerlingen, de leerlingen die buiten Haarlem woonden. Dit
aantal buitenleerlingen op de vijf Haarlemse openbare middelbare scho
len was zeer groot: in september 1923 waren het er 468 op een totaal van
1187, dus bijna 40 procent (De grootscheepse annexatie van hele randge
meenten of stukken daarvan vond pas plaats in 1927.) Tot het betalen van
zo'n hoog bedrag aan schoolgeld zouden niet veel ouders in staat zijn.
Men ging er daarom van uit, dat de randgemeenten een deel hiervan voor
hun rekening zouden nemen. Er werden hierover inderdaad afspraken
-72- gemaakt, terwijl uiteindelijk de verhoging lager werd, omdat Gedepu
teerde Staten van de provincie de verhoging niet in zijn geheel goed
keurden.
Het ligt echter wel voor de hand, dat deze schoolgeldproblematiek
veel ouders buiten Haarlem deed aarzelen hun kinderen daar naar school
te sturen. Het is daarom opmerkelijk, dat de daling van het aantal leer
lingenaanmeldingen uitsluitend werd geweten aan de concurrentie van
de bijzondere lycea en niet aan deze problematiek.
In 1925 deed zich op de school van Van Mourik Broekman een wen
ding ten goede voor: tegen 43 aanmeldingen in 1924 stonden er nu 75. De
vraag wat daarvan de oorzaak kon zijn, is niet moeilijk te beantwoorden.
De eerste HBS-b was zojuist omgezet in een lyceum. Aan deze verande
ring was veel vergaderen vooraf gegaan.
De reorganisatiecommissie
Op 2 oktober 1924 vond de installatie plaats van de door b en w in het
leven geroepen Commissie tot voorbereiding eener reorganisatie van het
Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs in de gemeente
Haarlem. Voorzitter van de commissie was de wethouder van onderwijs
mr. A Bruch. 5> Leden waren allereerst de reeds vermelde schoolleiders
mej. Berdenis van Berlekom, Spoelder, Van Mourik Broekman, Donk en
Elzinga. Voorts maakten er deel vanuit drs. (later dr.) G. Ras als voorzit
ter van de 'Vereniging van leeraren aan gemeentelijke inrichtingen van
gymnasiaal en middelbaar onderwijs te Haarlem' en de raadsleden Vin
cent Loosjes, tevens voorzitter van de Commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs, A.G. Boes, oud-leraar, en J.F. van der Staay.
Tenslotte moet nog genoemd worden mr. M. Slingenberg, de wethouder
van financiën, die alleen al uit hoofde van zijn functie een belangrijke
stem in het kapittel had.6) Hij behoorde tot de Vrijzinnig Democratische
Bond.
Al spoedig bleek dat de leden van de commissie het onderling niet
Haerlem Jaarboek 2003