voor hem een reden om wèl aan een reorganisatie te denken: 'een
bescheiden maar vooral tijdige reorganisatie is eis.' Spoelder ging nog een
stap verder en ontpopte zich tot een vurige voorstander van het lyceum:
'vorderen de belangen van Haarlem een lyceum, dan zeg ik, goed geef mij
een lyceum!' Deze woorden moeten op de aanwezigen grote indruk heb
ben gemaakt. Spoelder, rector van het gymnasium en toch geen nieuw
lichter, gewonnen voor de lyceumgedachte! Toen Vincent Loosjes de
mogelijkheid opperde het gymnasium om te zetten in een lyceum,
reageerde Spoelder zelfs niet eens met een apodictisch 'geen sprake van!'
-74- Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Spoelder en Ras bevan
gen waren door een soort angstpsychose voor het bijzonder middelbaar
onderwijs en daarom geneigd tot de meest krasse maatregelen, in dit
geval het onvoorwaardelijk omhelzen van de lyceumgedachte.
Toen de commissie op 6 april 1925 weer bijeenkwam, legde wethouder
Bruch een concreet lyceumplan ter tafel, waarover hij vooraf Van Mourik
Broekman en Spoelder had gepolst. Het kwam hier op neer: er zou een
lyceum komen, niet in plaats van, maar naast het gymnasium en wel
onder de tweehoofdige leiding van Van Mourik Broekman en Spoelder.
Zeer verrassend waren Bruchs ideeën betreffende de huisvesting van dit
nieuwe lyceum. Het zou gevestigd worden in de school van Elzinga aan
de Raaks, die dan zou verhuizen naar het gebouw aan de Zijlvest waar
de HBS-b van Van Mourik Broekman tot dan toe in ondergebracht was.
Spoelder zou het Prinsenhof moeten verlaten en zich vestigen in het
gebouw van de ULO-school aan de Jacobsstraat. Deze laatste school zou
dan naar het Prinsenhof verhuizen. De achterzijde van deze ULO-school
grensde aan de binnenplaats van de school van Elzinga, het nieuwe
lyceum, zodat gymnasium en lyceum als het ware in één complex gehuis
vest werden. Spoelder zou zo gemakkelijk zijn twee taken kunnen com
bineren, die van rector van het gymnasium en die van leider van de klas
sieke afdeling van het lyceum.
Bruch vond dezelfde drie spelbrekers tegenover zich: Donk, Elzinga
en zijn collega-wethouder Slingenberg. Ook Loosjes plaatste vraagtekens.
De bezwaren richtten zich zowel tegen de voorgestelde huisvesting als
tegen het feit dat het nieuwe lyceum een tweehoofdige leiding zou krij
gen. Over één ding waren alle commissieleden het eens met uitzondering
van voorzitter Bruch: de grote verhuizing kon onmogelijk vóór septem
ber haar beslag krijgen. Op voorstel van Slingenberg werd toen besloten
de kwestie van de bestemming der gebouwen uit te stellen tot de aanvang
van de cursus 1926/27.
Op 13 mei kwam de reorganisatiecommissie voor de laatste maal bij
een om het eindrapport te bespreken. Met de stemmen van Donk en
Haerlem Jaarboek 2003